Wissen (weten) - Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Wissen (weten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Wissen - Verbuiging van weten in het Duits: vervoegingstabellen, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indcativus. (Prasens, indikativ).

Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Wissen (weten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Duitse les - Uhrzeit und Uhr ablesen (Hoe laat is het? De klok lezen.)

Verbuiging van weten in de tegenwoordige tijd

Duits Nederlands
(ich) weiß ik weet
(du) weißt jij weet
(er/sie/es) weiß hij/zij/het weet
(wir) wissen wij weten
(ihr) wisst jullie weten
(sie) wissen zij weten

Voorbeeldzinnen

Duits Nederlands
Ich weiß, wie spät die Uhr ist. Ik weet hoe laat het is.
Du weißt die genaue Uhrzeit heute. Jij weet de exacte tijd vandaag.
Er weiß, wann der Moment kommt. Hij weet wanneer het moment komt.
Wir wissen, wie viel Uhr es ist. Wij weten hoe laat het is.
Ihr wisst, wann die Stunde beginnt. Jullie weten wanneer het uur begint.
Sie wissen die Zeit für den Ausflug. zij weten de tijd voor de excursie

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

weißt, wisst, wissen, weiß

1.
Wir ..., wie viel uhr es ist.
(We weten hoe laat het is.)
2.
Du ... die genaue uhrzeit heute.
(Je weet de exacte tijd vandaag.)
3.
Sie ... die zeit für den ausflug.
(Jullie weten de tijd voor de uitje.)
4.
Er ..., wann der moment kommt.
(Hij weet wanneer het moment komt.)
5.
Ich ..., wie spät die uhr ist.
(Ik weet hoe laat het is.)
6.
Ihr ..., wann die stunde beginnt.
(Jullie weten wanneer het uur begint.)