Wohnen (wonen) - Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Wohnen (wonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Wohnen - Vervoeging van wonen in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Prasens, indikativ).

Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Wohnen (wonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Duitse les - Adresse und Kontaktdaten (Adres en contactgegevens)

Tegenwoordige tijd van wonen

Duits Nederlands
ich wohne ik woon
du wohnst jij woont
er/sie/es wohnt hij/zij/het woont
wir wohnen wij wonen
ihr wohnt jullie wonen
sie wohnen zij wonen

Voorbeeldzinnen

Duits Nederlands
Ich wohne in der Straße mit der Hausnummer zehn. Ik woon in de straat met huisnummer tien.
Wo wohnst du? Bitte gib mir die genaue Adresse. Jij woont waar? Geef me alsjeblieft het exacte adres.
Er wohnt nahe der Postleitzahl 10115. Hij woont vlak bij postcode 10115.
Wir wohnen zusammen in einer großen Wohnung. Wij wonen samen in een groot appartement.
Wohnt ihr in dieser Straße mit der Nummer fünf? Wonen jullie in deze straat met het nummer vijf?
Sie wohnen in der Nähe des Geburtsorts von Anna. zij wonen in de buurt van de geboorteplaats van Anna.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

wir wohnen, wohnst, ich wohne, wohnt, ihr, sie wohnen, du, er

1.
... in der straße mit der hausnummer zehn.
(Ik woon in de straat met huisnummer tien.)
2.
Wo ... ...? bitte gib mir die genaue adresse.
(Waar woon je? geef me alsjeblieft het exacte adres.)
3.
... ... nahe d... postleitzahl 10115.
(Hij woont vlakbij de postcode 10115.)
4.
... in der nähe des geburtsorts von anna.
(U woont in de buurt van de geboorteplaats van Anna.)
5.
... ... in dieser straße mit der nummer fünf?
(Wonen jullie in deze straat met nummer vijf?)
6.
... zusammen in einer großen wohnung.
(We wonen samen in een grote woning.)