Zurückgeben (teruggeven) - Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!
Zurückgeben - Vervoeging van teruggeven in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief. (Präsens, indikativ).
Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Zurückgeben (teruggeven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Syllabus: Duitse les - Ein Transportmittel mieten (Transport huren)
Vervoeging van teruggeven in de tegenwoordige tijd
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| (ich) gebe zurück | ik geef terug |
| (du) gibst zurück | jij geeft terug |
| (er/sie/es) gibt zurück | hij/zij/het geeft terug |
| (wir) geben zurück | wij geven terug |
| (ihr) gebt zurück | jullie geven terug |
| (sie) geben zurück | zij geven terug |
Voorbeeldzinnen
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| Ich gebe den Mietwagen morgen zurück. | Ik geef de huurauto morgen terug. |
| Gibst du den Motorroller heute zurück? | geef jij de scooter vandaag terug |
| Er gibt die Kreditkarte schnell zurück. | hij geeft de creditcard snel terug |
| Wir geben den Vertrag nach der Fahrt zurück. | Wij geven het contract na de rit terug. |
| Gebt ihr das Formular bitte zurück? | Jullie geven het formulier alstublieft terug |
| Sie geben die Versicherung rechtzeitig zurück. | zij geven de verzekering op tijd terug |