Deze les leert je praktische gesprekken voor het huren van fietsen, auto's en scooters, met kernwoorden als "mieten" (huren), "Versicherung" (verzekering) en "Kaution" (borg). Je oefent ook belangrijke werkwoorden zoals "leihen" (lenen) en "zurückgeben" (teruggeven).
Woordenschat (9) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Der Motorroller
De scooter
2
Zurückgeben
Teruggeven
3
Die Versicherung
De verzekering
4
Der Mietwagen
De huurauto
5
Die Kreditkarte
De creditcard
Übung 2: Gespreksoefening
Anleitung:
- Beschreiben Sie die Situation in jedem Bild. (Beschrijf de situatie op elke afbeelding.)
- Simulieren Sie ein Gespräch zwischen dem Autovermietungsunternehmen und dem Kunden. (Simuleer een gesprek tussen het autoverhuurbedrijf en de klant.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Kannst du das Auto online reservieren? Kun je de auto online reserveren? |
Können Sie mir Ihren Führerschein geben? Kunt u mij uw rijbewijs geven? |
Das Auto ist kaputt. De auto is kapot. |
Ich möchte ein Auto mieten. Ik wil graag een auto huren. |
Wann muss das Auto zurückgegeben werden? Wanneer moet de auto worden teruggebracht? |
Gibt es Pannenhilfe? Is er pechhulp? |
Wie hoch ist die Kaution? Hoeveel is de borg? |
... |
Oefening 3: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich _____ heute einen Motorroller für den Ausflug.
(Ik _____ vandaag een scooter voor de excursie.)2. Du _____ den Mietwagen am Abend zurück.
(Jij _____ de huurauto 's avonds terug.)3. Wir haben den Vertrag gestern unterschrieben und den Wagen _____ .
(Wij hebben het contract gisteren ondertekend en de auto _____ .)4. Bitte _____ du den Schlüssel zurück, damit wir den Wagen sauber überprüfen können.
(_____ jij alsjeblieft de sleutel terug, zodat we de auto goed kunnen controleren.)Oefening 5: Een vervoermiddel huren
Instructie:
Werkwoordschema's
Leihen - Lenen
Präsens
- ich leihe
- du leihst
- er/sie/es leiht
- wir leihen
- ihr leiht
- sie/Sie leihen
Zeigen - Laten zien
Präsens
- ich zeige
- du zeigst
- er/sie/es zeigt
- wir zeigen
- ihr zeigt
- sie/Sie zeigen
Erklären - Uitleggen
Präsens
- ich erkläre
- du erklärst
- er/sie/es erklärt
- wir erklären
- ihr erklärt
- sie/Sie erklären
Bezahlen - Betalen
Präsens
- ich bezahle
- du bezahlst
- er/sie/es bezahlt
- wir bezahlen
- ihr bezahlt
- sie/Sie bezahlen
Zurückgeben - Terugbrengen
Präsens
- ich gebe zurück
- du gibst zurück
- er/sie/es gibt zurück
- wir geben zurück
- ihr gebt zurück
- sie/Sie geben zurück
Haben - Hebben
Präsens
- ich habe
- du hast
- er/sie/es hat
- wir haben
- ihr habt
- sie/Sie haben
Sein - Zijn
Präsens
- ich bin
- du bist
- er/sie/es ist
- wir sind
- ihr seid
- sie/Sie sind
Oefening 6: Der Unterschied zwischen viel und sehr
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Het verschil tussen viel en sehr
Toon vertaling Toon antwoordenviel, sehr, viele
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Leihen lenen Delen Gekopieerd!
Präsens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) leihe | ik leen |
(du) leihst | jij leent |
(er/sie/es) leiht | hij/zij/het leent |
(wir) leihen | wij lenen |
(ihr) leiht | jullie lenen |
(sie) leihen | zij lenen |
Leihen lenen Delen Gekopieerd!
Perfekt
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) habe geliehen | ik heb geleend |
(du) hast geliehen | jij hebt geleend |
(er/sie/es) hat geliehen | hij/zij/het heeft geleend |
(wir) haben geliehen | wij hebben geleend |
(ihr) habt geliehen | jullie hebben geleend |
(sie) haben geliehen | zij hebben geleend |
Zurückgeben teruggeven Delen Gekopieerd!
Präsens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) gebe zurück | ik geef terug |
(du) gibst zurück | jij geeft terug |
(er/sie/es) gibt zurück | hij/zij/het geeft terug |
(wir) geben zurück | wij geven terug |
(ihr) gebt zurück | jullie geven terug |
(sie) geben zurück | zij geven terug |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Lesoverzicht: Vervoer huren in het Duits
In deze les leer je hoe je gesprekken voert over het huren van verschillende vervoermiddelen zoals een fiets, een auto of een motorroller. Je oefent belangrijke dialogen bij de balie, bij het ophalen en terugbrengen van het voertuig, en maakt kennis met relevante woorden en zinnen die je helpen bij het regelen van verzekering, borg en verhuurvoorwaarden.
Belangrijke gesprekssituaties
- Fahrrad mieten: Leer hoe je een fiets huurt voor een dag en vraagt naar extra verzekering en de kosten daarvan. Voorbeeldzinnen zoals "Guten Tag, ich möchte gern heute ein Fahrrad mieten." en "Möchten Sie eine Versicherung dazu buchen?" helpen je op weg.
- Auto reservieren: Oefen het reserveren van een auto, inclusief het bespreken van het model, verzekeringstypes zoals Vollkasko zonder Selbstbeteiligung, en het regelen van de borg (Kaution). Bijvoorbeeld: "Wie hoch ist die Kaution?" en "Die Kaution beträgt 300 Euro."
- Fahrzeug abholen und zurückgeben: Leer hoe je een voertuig afhaalt, de staat controleert en het weer terugbrengt zonder problemen. Zinnen zoals "Bitte überprüfen Sie den Zustand vor der Fahrt." en "Danke, die Kaution wird Ihnen gleich zurückgezahlt." zijn hier nuttig.
Belangrijke woorden en uitdrukkingen
- mieten (huren)
- Versicherung (verzekering)
- Kaution (borg)
- Schlüssel (sleutel)
- Führerschein (rijbewijs)
- Vollkasko (volledige verzekering zonder eigen risico)
Werkwoordentraining
Je oefent de vervoeging van belangrijke werkwoorden die met huren te maken hebben, zoals leihen, zeigen, unterschreiben, fragen, sagen en zurückgeben. Dit helpt je om correct zinnen te formuleren, bijvoorbeeld Ich leihe heute einen Motorroller of Wir geben den Vertrag morgen zurück.
Mini-verhaal: Praktische toepassing
Het mini-verhaal beschrijft een realistische situatie waarin je een motorroller huurt. Je ziet welke stappen belangrijk zijn: rijbewijs tonen, contract tekenen, verzekering bespreken en het voertuig weer terugbrengen. Dit verhaal verdiept je begrip van de woordenschat en grammatica in context.
Verklaring van verschillen en nuttige vergelijkingen met het Nederlands
In het Duits zijn zelfstandige naamwoorden altijd met een hoofdletter geschreven, bijvoorbeeld die Versicherung (= verzekering). Dit verschilt van het Nederlands, waar alleen eigennamen en het begin van zinnen met hoofdletters worden geschreven. Daarnaast kent het Duits vaak meerdere vormen voor 'verzekering', zoals die Vollkasko (een specifieke autoverzekering), terwijl in het Nederlands meestal één woord wordt gebruikt.
Een nuttige uitdrukking in het Duits is "Möchten Sie eine Versicherung dazu buchen?" Dit betekent letterlijk "Wilt u een verzekering erbij boeken?" In het Nederlands zeggen we vaak "Wilt u een verzekering afsluiten?" of "Wilt u een verzekering erbij nemen?".
Ook het woord Kaution betekent borg, maar let op dat in het Duits de borg vaak contant of via creditcard wordt geregeld, terwijl er in Nederland ook vaak via andere methoden wordt gewerkt.
Enkele nuttige Duitse woorden met hun Nederlandse betekenis:
- der Schlüssel – de sleutel
- der Ausweis / Personalausweis – het legitimatiebewijs / identiteitskaart
- der Vertrag – het contract
- zurückgeben – teruggeven