Leer de vervoeging in de tegenwoordige tijd van regelmatige Franse werkwoorden op -ir uit de tweede groep, zoals finir en choisir. Begrijp de vaste stam en de verschillende uitgangen per persoon, en ontdek hoe deze werkwoorden zich onderscheiden van Nederlandse tegenhangers in vervoeging en uitspraak.
- Alle werkwoorden van de 2e groep eindigen op -ir in de infinitief.
- De stam blijft hetzelfde voor alle persoonlijke voornaamwoorden.
Finir (Finiëren) | Choisir (Kiezen) |
---|---|
Je finis (Ik finis) | Je choisis (Ik koosis) |
Tu finis (Je eindig) | Tu choisis (Je kiest) |
Il/ Elle/ On finit (Hij/ Zij/ Men eindigt) | Elle choisit (Zij koosit) |
Nous finissons (Wij eindigen) | Nous choisissons (Wij kiessen) |
Vous finissez (Jullie eindigen) | Vous choisissez (Jij kiest) |
Ils/ Elles finissent (Zij/ Zij eindigen) | Ils choisissent (Zij kiessen) |
Uitzonderingen!
- De medeklinkers "s" en "t" aan het einde worden niet uitgesproken.
Oefening 1: Le présent de l'indicatif des verbes en -ir: 2ème groupe
Instructie: Vul het juiste woord in.
finissez, choisit, choisissent, finissons, finissent, finis
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ______ toujours un yaourt au petit déjeuner.
(Ik ______ altijd een yoghurt bij het ontbijt.)2. Tu ______ ton repas avec un café.
(Jij ______ je maaltijd af met een koffie.)3. Nous ______ le poisson pour le dîner.
(Wij ______ de vis voor het avondeten.)4. Ils ______ de manger du pain et du beurre.
(Zij ______ het eten van brood en boter af.)5. Elle ______ un jus de fruit naturel.
(Zij ______ een natuurlijke vruchtensap.)6. Vous ______ votre repas avec du fromage.
(Jullie ______ je maaltijd af met kaas.)