Accepteren (zaakvat) - Odmiana czasowników i ćwiczenia Dzielić się Skopiowano!

Odmiana czasownika accepteren (zaakvat) we wszystkich czasach z przykładowymi zdaniami i ćwiczeniami.

Materiały dydaktyczne, które wdrażają ten czasownik:

Poziom: A2

Moduł 6: Op het werk (W pracy)

Lekcja 40: Kantoor en vergaderingen (Biuro i spotkania)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Accepteren (zaakvat)	Geaccepteerd (zaakceptowany)

Czasy czasowników

Aantonende wijs

Niderlandzki	Polski
(ik) accepteerde	ja zaakvat
(jij) accepteerde/accepteerde?	ty zaakvatałeś
(hij/zij/het) accepteerde	on/ona/ono zaakvatał
(wij) accepteerden	my zaakvat
(jullie) accepteerden	wy zaakvat
(zij) accepteerden	oni zaakwatowali

Niderlandzki	Polski
ik heb geaccepteerd	ja zaakvat
jij hebt / jij hebt geaccepteerd	Ty zaakvat / Ty zaakvat zaakvaat
hij/zij/het heeft geaccepteerd	on/ona/ono zaakvat
wij hebben geaccepteerd	my zaakvat
jullie hebben geaccepteerd	wy zaakwat
zij hebben geaccepteerd	oni zaakceptowali

Niderlandzki	Polski
ik heb geaccepteerd	ja zaakvat
jij hebt geaccepteerd / jij hebt geaccepteerd	ty zaakvat
hij/zij/het heeft geaccepteerd	on/ona/ono zaakceptował
wij hebben geaccepteerd	my zaakvat
jullie hebben geaccepteerd	wy zaakvat
zij hebben geaccepteerd	oni zaakvat

Niderlandzki	Polski
(ik) zal accepteren	ja zaakvat
(jij) zal accepteren / zult accepteren	ty zaakvatasz / zaakvatasz
(hij/zij/het) zal accepteren	on/ona/ono zaakvat
(wij) zullen accepteren	my zaakvat
(jullie) zullen accepteren	wy zaakvat
(zij) zullen accepteren	oni zaakvat

Niderlandzki	Polski
(ik) zal hebben geaccepteerd	ja zaakwat zaakwat
(jij) zal hebben geaccepteerd / zul hebben geaccepteerd	jij zaakvat hebt
(hij/zij/het) zal hebben geaccepteerd	on/ona/ono zaakvat
(wij) zullen hebben geaccepteerd	my będziemy zaakceptowali
(jullie) zullen hebben geaccepteerd	wy zaakvat hebben
(zij) zullen hebben geaccepteerd	oni zaakvat będą

Conditionele wijs

Niderlandzki	Polski
ik zou accepteren	ja zaakvat
jij zou accepteren / zou jij accepteren	ty zaakvatbyś / zaakvatbyś ty
(hij/zij/het) hij zou accepteren / zij zou accepteren / het zou accepteren	on zaakwatałby / ona zaakwatałaby / ono zaakwatałoby
wij zouden accepteren	my zaakwatbyśmy zaakwacili
jullie zouden accepteren	wy byście zaakceptowali
zij zouden accepteren	oni zaakvat

Niderlandzki	Polski
ik zou geaccepteerd hebben	ja zaakwatbym
jij zou geaccepteerd hebben / zou je geaccepteerd hebben	Ty zaakvat zaakceptowałbyś / zaakceptowałbyś
hij/zij/het zou geaccepteerd hebben	on/ona/ono zaakvat
wij zouden geaccepteerd hebben	My zaakvatbyśmy
jullie zouden geaccepteerd hebben	wy zaakwalibyście
zij zouden geaccepteerd hebben	oni zaakvat zouden hebben

Imperatief (gebiedende wijs)

Niderlandzki	Polski
Accepteer!	Ty zaakwataj