Voltooien (ukończyć) - Odmiana czasowników i ćwiczenia Dzielić się Skopiowano!

Odmiana czasownika voltooien (ukończyć) we wszystkich czasach z przykładowymi zdaniami i ćwiczeniami.

Materiały dydaktyczne, które wdrażają ten czasownik:

Poziom: A2

Moduł 6: Op het werk (W pracy)

Lekcja 42: Organisatie en delegatie (Organizacja i delegowanie)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Voltooien (ukończyć)	Voltooid (ukończony)

Czasy czasowników

Aantonende wijs

Niderlandzki	Polski
(ik) heb voltooid	ja ukończyłem
(jij) hebt voltooid/hebt voltooid?	ty ukończyłeś
(hij/zij/het) heeft voltooid	On/ona/ono ukończył
(wij) hebben voltooid	my ukończyliśmy
(jullie) hebben voltooid	wy ukończyliście
(zij) hebben voltooid	oni ukończyli

Niderlandzki	Polski
(ik) heb voltooid	ja ukończyłem
(jij) hebt voltooid / hebt voltooid?	ty ukończyłeś / ty ukończyłeś
(hij/zij/het) heeft voltooid	on/ona/ono ukończył
(wij) hebben voltooid	my ukończyliśmy
(jullie) hebben voltooid	Wy ukończyliście
(zij) hebben voltooid	one ukończyły

Niderlandzki	Polski
(ik) zal voltooien	ja ukończę
(jij) zult voltooien / zal voltooien	Ty ukończysz
(hij/zij/het) zal voltooien	on/ona/ono ukończy
(wij) zullen voltooien	my ukończymy
(jullie) zullen voltooien	wy ukończycie
(zij) zullen voltooien	oni ukończą

Niderlandzki	Polski
(ik) zal hebben voltooid / zal voltooid hebben	ja ukończę
(jij) zal hebben voltooid / zal voltooid hebben	ty ukończysz / będziesz ukończył
(hij/zij/het) zal hebben voltooid / zal voltooid hebben	on/ona/ono ukończy
(wij) zullen hebben voltooid / zullen voltooid hebben	my ukończymy / ukończymy
(jullie) zullen hebben voltooid / zullen voltooid hebben	jullie zullen hebben voltooid
(zij) zullen hebben voltooid / zullen voltooid hebben	oni ukończą / ukończyli

Conditionele wijs

Niderlandzki	Polski
ik zou voltooien	ja ukończyłbym
jij zou voltooien / zou jij voltooien	ty ukończyłbyś / ukończyłbyś
(hij/zij/het) hij zou voltooien	on ukończyłby
wij zouden voltooien	my ukończylibyśmy
jullie zouden voltooien	wy ukończylibyście
zij zouden voltooien	oni ukończyliby

Niderlandzki	Polski
(ik) zou voltooid hebben	ja ukończyłbym
(jij) zou voltooid hebben	Ty ukończyłbyś
(hij/zij/het) zou voltooid hebben	on/ona/ono ukończyłby
(wij) zouden voltooid hebben	my byśmy ukończyli
(jullie) zouden voltooid hebben	wy byście ukończyli
(zij) zouden voltooid hebben	oni ukończyliby

Imperatief (gebiedende wijs)

Niderlandzki	Polski
Voltooi!	Ty ukończ