Teaching guidelines +/- 15 minutes
Learn to use Dutch vragende voornaamwoorden like wie (who) for persons, wat (what) for things or actions, and welk(e) (which) to make choices between items, mastering practical questions such as "Wie gaat naar het postkantoor?" and "Welk e-mailadres heb je gebruikt?".
- Which do you use for choices between two or more things.
- 'Wat' is used for animals, things or actions.
- 'Wie' is used for one or more persons.
Voornaamwoord (Pronoun) | Voorbeeld (Example) | |
---|---|---|
Bijvoeglijk en zelfstandig gebruik (Attributive and predicative use) | welk(e) | Welk e-mailadres heb je gebruikt? (Which email address did you use?) |
wat voor (een) | Wat voor pakket is dit? (What kind of parcel is this?) | |
Zelfstandig gebruik (Independent use) | wie | Wie gaat naar het postkantoor? (Who is going to the post office?) |
wat | Wat staat er in de brief? (What is written in the letter?) |
Exceptions!
- Which do you use for het-woorden.
- Which do you use for de-words.
Exercise 1: Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e))
Instruction: Fill in the correct word.
wat, Wie, Wat, Welk, Welke
Exercise 2: Multiple Choice
Instruction: Choose the correct sentence in which the interrogative pronoun is used correctly. Pay attention to whether it concerns people, things, or choices and follow the rules for 'wie' (who), 'wat' (what), and 'welk(e)' (which).