10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Dutch for Dentistry word list

Dutch vocabulary for DENTISTRY with word-training exercises.

Word list (59)

Dutch English
Begroeten Greet
De aanpassing The adjustment
De ambitie The ambition
De arbeidsomstandigheden The working conditions
De arbeidsovereenkomst The employment contract
De beloning The reward
De beoefenaar The practitioner
De beschikbaarheid The availability
De carrière The career
De communicatie The communication
De contactgegevens The contact details
De datum The date
De effectiviteit The effectiveness
De functie The role
De installatie The installation
De kaakchirurg The oral surgeon
De kandidaat The candidate
De kans The chance
De klinische ervaring The clinical experience
De klinische stage The clinical placement
De kwaliteit van leven The quality of life
De kwaliteiten The qualities
De motivatie The motivation
De motivatiebrief The cover letter
De opleiding The education
De partner The partner
De presentatie The presentation
De professionele ontwikkeling The professional development
De samenwerking The collaboration
De specialiteit The specialty
De stabiliteit The stability
De sterke punten The strengths
De tandartspraktijk The dental practice
De tewerkstelling The employment
De uitdagingen The challenges
De vaardigheden The skills
De veelgestelde vragen Frequently Asked Questions
De verhuizing The move
De verwachtingen The expectations
De verzorging The care
De videoconferentie The video conference
De vraag The question
De zwakke punten The weaknesses
Een CV opstellen Writing a CV
Een baan A job
Een project starten Starting a project
Het antwoord The answer
Het carrièrepad The career path
Het diploma The diploma
Het doel The goal
Het interview The interview
Het patiëntenbestand The patient records
Het rooster The schedule
Het vertrouwen The trust
Oefenen Practice
Reageren Respond
Uitleggen To explain
Zich integreren in een team Integrating into a team
Zich voorstellen Introducing yourself