Learn how to form and use the past participle of Dutch strong and weak verbs. This lesson explains weak verbs ending with -d or -t based on the 't kofschip rule, strong verbs featuring vowel or consonant changes ending in -en, and irregular verbs like 'zijn' and 'hebben'. Understand patterns applied in perfect tenses with practical examples.
- For weak verbs: ge- + stem + -d/-t.
- 't kofschip determines whether you write -t or -d with weak verbs.
- Strong verbs do not have a fixed stem and undergo a vowel change.
Categorie (Category) | Infinitief (Infinitive) | Voltooid deelwoord (Past participle) |
---|---|---|
Zwak (-t) | werken (to work) maken (make) | gewerkt (worked) gemaakt (made) |
Zwak (-d) | reizen (to travel) plannen (to plan) | gereisd (travelled) gepland (planned) |
Sterk: -en | komen (come) kijken (to watch) | gekomen (come) gekeken (looked) |
Sterk: klinkerverandering | vinden (find) helpen (help) | gevonden (found) geholpen (helped) |
Sterk: medeklinkerverandering | brengen (bring) denken (to think) | gebracht (brought) gedacht (thought) |
Onregelmatig | zijn (to be) hebben (have) doen (do) | geweest (been) gehad (had) gedaan (done) |
Exercise 1: Voltooid deelwoord: sterke en zwakke werkwoorden
Instruction: Fill in the correct word.
geraadpleegd, gegaan, gebruikt, gepland, gebracht, gereisd, genomen, kerk, gemaakt
Exercise 2: Multiple Choice
Instruction: Choose the correct sentence in each block with the past participle according to the rules for strong and weak verbs.