Trouwen (casarse) - Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs (Condicional Presente, condicional)

 Trouwen (casarse) - Conjugación de verbos y ejercicios

Trouwen - Conjugación de casarse en neerlandés: tabla de conjugación, ejemplos y ejercicios en el tiempo condicional presente, modo condicional (Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs).

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT), conditionele wijs (Condicional Presente, condicional)

Todas las conjugaciones y tiempos: Trouwen (casarse) - Conjugación de verbos y ejercicios

Plan de estudios: Clase de neerlandés - Gezinsplannen (Planes familiares)

Conjugación de casarse en tiempo condicional presente

Neerlandés Español
(ik) zou trouwen yo me casaría
(jij) zou trouwen tú te casarías
(hij/zij/het) zou trouwen él/ella/ello se casaría
(wij) zouden trouwen nosotros nos casaríamos
(jullie) zouden trouwen vosotros os casaríais
(zij) zouden trouwen ellos se casarían

Frases de ejemplo

Neerlandés Español
Ik zou trouwen als ik een huisdier had. Me casaría si tuviera una mascota.
Jij zou trouwen na het stichten van een gezin. Tú te casarías después de formar una familia.
Hij zou trouwen als de relatie sterker werd. Él se casaría si la relación se fortaleciera.
Wij zouden trouwen en samen een kind krijgen. Nos casaríamos y tendríamos un hijo juntos.
Jullie zouden trouwen voordat de baby komt. Vosotros os casaríais antes de que nazca el bebé.
Zij zouden trouwen en samenwonen in het nieuwe huis. Ellos se casarían y vivirían juntos en la casa nueva.