Scopri come usare vraagwoorden zoals 'hoe', 'hoeveel', 'waar' en 'wanneer' om vragen over wijze, hoeveelheid, plaats en tijd te stellen, bijvoorbeeld 'Hoe gaat het?' en 'Waar woon je?'.
- Formazione di una frase interrogativa: parola interrogativa + forma verbale + soggetto + resto della frase.
- Le parole interrogative stanno di solito all'inizio della frase.
| Vraagwoord | Gebruik | Voorbeeld |
|---|---|---|
| Hoe (Come) | Wijze of toestand | Hoe gaat het? |
| Hoeveel (Quanto) | Aantal of hoeveelheid | Hoeveel broers heb je? |
| Waar (Dove) | Plaats | Waar woon je? |
| Wanneer (Quando) | Tijd | Wanneer ben je jarig? |
Eccezioni!
- "Hoeveel" viene usato solo per quantità, non per frequenza.
Esercizio 1: Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Istruzione: Inserisci la parola corretta.
Wanneer, Hoeveel, Hoe, Waar
1.
... voel je je vandaag?
(Come ti senti oggi?)
2.
... heet jouw oma?
(Come si chiama tua nonna?)
3.
... jaar ben je?
(Quanti anni hai?)
4.
... cadeaus heb je gekregen?
(Quanti regali hai ricevuto?)
5.
... is jouw verjaardag?
(Quando è il tuo compleanno?)
6.
... woon jij?
(Dove abiti?)
7.
... kom jij vandaan?
(Di dove vieni?)
8.
... komt jouw tante op bezoek?
(Quando viene a trovarti tua zia?)
Esercizio 2: Scelta multipla
Istruzione: Scegli la soluzione corretta
1. ___ oud ben jij?
(___ anni hai?)2. ___ ben je jarig?
(___ è il tuo compleanno?)3. ___ woon je in Nederland?
(___ abiti nei Paesi Bassi?)4. ___ broers heb jij?
(___ fratelli hai?)5. ___ gaat het met je verjaardag?
(___ va il tuo compleanno?)6. ___ vier jij je verjaardag?
(___ festeggi il tuo compleanno?)
