Deze les behandelt het gebruik van de présent de l'indicatif in het Frans, met focus op de werkwoorden manger (eten), finir (eindigen), voir (zien), vendre (verkopen) en lire (lezen). Leer de belangrijkste vervoegingen voor de verschillende groepen en oefen met dagelijkse uitdrukkingen.
1er groupe - Manger (1ste groep - Eten)2ème groupe - Finir (2de groep - Afmaken)3ème groupe - Voir (3e groep - Zien)3ème groupe - Vendre (3de groep - Verkopen)3ème groupe - Lire (3de groep - Lezen)
Je mangeJe finisJe voisJe vendsJe lis
Tu mangesTu finisTu voisTu vendsTu lis
Il mangeIl finitIl voitIl vendIl lit
Nous mangeonsNous finissonsNous voyonsNous vendonsNous lisons
Vous mangezVous finissezVous voyezVous vendezVous lisez
Ils mangent Ils finissentIls voientIls vendentIls lisent

Oefening 1: Overzicht van de tegenwoordige tijd

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

manges, ressens, finis, sentons, pense, prends, écrit, demandons

1. Prendre :
Tu ... du temps pour toi quand tu es malheureux.
(Tu prends du temps pour toi quand tu es malheureux.)
2. Manger :
Tu ... beaucoup quand tu es énervé.
(Tu manges beaucoup quand tu es énervé.)
3. Penser :
Mon frère ... que je suis triste.
(Mon frère pense que je suis triste.)
4. Finir :
Tous les soirs, je ... ma journée fatigué.
(Tous les soirs, je finis ma journée fatigué.)
5. Demander :
Nous ... aux enfants s'ils se sentent bien.
(Nous demandons aux enfants s'ils se sentent bien.)
6. Se sentir :
Nous nous ... bien depuis que nous sommes ensemble.
(Nous nous sentons bien depuis que nous sommes ensemble.)
7. Ressentir :
Je ... de la tristesse quand tu n'es pas là.
(Je ressens de la tristesse quand tu n'es pas là.)
8. Écrire :
Il ... à chaque fois qu'il est amoureux.
(Il écrit à chaque fois qu'il est amoureux.)

Oefening 2: Dialoog voltooiing

Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing

1. Je ___ de la joie quand je suis content.

( Ik ___ vreugde als ik blij ben.)

2. Tu ___ souvent à tes amis.

( Je ___ vaak aan je vrienden.)

3. Nous nous ___ heureux aujourd'hui.

( We ___ ons vandaag gelukkig.)

4. Il ___ de la fatigue après le travail.

( Hij ___ zich moe na het werk.)

5. Vous ___ que ce film est bien.

( U ___ dat deze film goed is.)

6. Ils se ___ nerveux avant l'examen.

( Ze ___ zich nerveus voor het examen.)

Overzicht van de présent de l'indicatif

In deze les leer je de présent de l'indicatif in het Frans, de tegenwoordige tijd die wordt gebruikt om handelingen of toestanden in het heden uit te drukken. Dit is een van de eerste en belangrijkste grammaticale tijden die je nodig hebt om eenvoudig en duidelijk te communiceren in het Frans.

Belangrijkste inhoud van de les

De les behandelt de vervoeging van werkwoorden uit drie groepen:

  • 1e groep: regelmatige werkwoorden op -er (voorbeeld: manger)
  • 2e groep: regelmatige werkwoorden op -ir met stam op -iss (voorbeeld: finir)
  • 3e groep: onregelmatige werkwoorden met verschillende uitgangen (voorbeelden: voir, vendre, lire)

Voorbeelden en vervoegingen

Elke persoonsvorm krijgt een eigen uitgang en soms een stamverandering. Bijvoorbeeld bij manger wordt de 'nous' vorm geschreven met -eons (nous mangeons) om de uitspraak te behouden. Bij onregelmatige werkwoorden zoals voir (je vois), vendre (je vends) en lire (je lis) moet je de specifieke uitgangen uit het hoofd leren.

Gebruik en betekenis

De présent de l'indicatif gebruik je om een actie te benoemen die nu gebeurt, een algemene waarheid, of een regelmatige gewoonte. Bijvoorbeeld:
Je ressens de la joie quand je suis content. (Ik voel vreugde als ik blij ben.)

Specifieke aandachtspunten en verschillen met het Nederlands

In het Frans heeft het werkwoord vaak meerdere vormen voor verschillende persoonsvormen, terwijl je in het Nederlands vooral bij de derde persoon enkelvoud verandert (bijvoorbeeld: ik werk, jij werkt, hij werkt). Let ook op het gebruik van subjectpronomen, die in het Frans altijd verplicht zijn, terwijl deze in het Nederlands soms kunnen worden weggelaten.

Belangrijke Franse werkwoorden uit deze les en hun Nederlandse equivalents:

  • manger – eten
  • finir – beëindigen
  • voir – zien
  • vendre – verkopen
  • lire – lezen

Let op dat het Franse voltooid deelwoord en werkwoordstijdgebruik soms verschillen van het Nederlands, bijvoorbeeld het gebruik van de présent waar wij mogelijk een andere tijd zouden kiezen.

Deze structuur helpt je om basiszinnen te maken en zo al snel eenvoudige gesprekken in het Frans te voeren.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Azéline Perrin

bacheloropleiding in toegepaste vreemde talen

Université de Lorraine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

vrijdag, 18/07/2025 01:00