Oefening 1: Tekst
Instructie: 1. Lees de tekst in tweetallen. 2. Leer de zinnen uit het hoofd door de vertaling af te dekken.
Lola vit avec sa famille. Elle décrit sa maison et les pièces qui la composent.
Lola woont bij haar familie. Ze beschrijft haar huis en de kamers waaruit het bestaat.
Cela fait dix ans que nous habitons ensemble dans cette maison. | (Het is tien jaar geleden dat we samen in dit huis wonen.) |
Il y a trois chambres dans la maison. Elle est très grande ! | (Er zijn drie slaapkamers in het huis. Het is erg groot!) |
Un long couloir sépare les différentes pièces. | (Een lange gang scheidt de verschillende kamers.) |
Le salon et la salle à manger sont dans la même grande pièce. | (De woonkamer en de eetkamer zijn in dezelfde grote kamer.) |
Ma partie préférée de la maison est le salon, c’est là que nous passons de bons moments. | (Mijn favoriete deel van het huis is de woonkamer, daar brengen we goede momenten door.) |
Il y a autant de salles de bain que de chambres. | (Er zijn evenveel badkamers als slaapkamers.) |
Chaque salle de bain a des toilettes. | (Elke badkamer heeft een toilet.) |
Le sol est en carrelage et les murs sont peints en gris clair. | (De vloer is betegeld en de muren zijn lichtgrijs geschilderd.) |
La maison est très lumineuse grâce aux nombreuses fenêtres. | (Het huis is erg licht dankzij de vele ramen.) |
Il y a aussi une cuisine et un jardin. | (Er is ook een keuken en een tuin.) |
Ma chambre est décorée à mon goût, en rose et bleu. | (Mijn slaapkamer is ingericht naar mijn smaak, in roze en blauw.) |
C’est ma dernière année dans cette maison car je vais louer mon premier appartement en septembre. | (Dit is mijn laatste jaar in dit huis want ik ga in september mijn eerste appartement huren.) |
Oefening 2: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Quelle est la pièce préférée de Lola dans sa maison ?
(Wat is Lola's favoriete kamer in haar huis?)2. Combien y a-t-il de chambres dans la maison ?
(Hoeveel slaapkamers zijn er in het huis?)3. Que va faire Lola en septembre ?
(Wat gaat Lola in september doen?)4. Comment sont les murs dans la maison ?
(Hoe zien de muren in het huis eruit?)Oefening 3: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- Décrivez votre maison ou votre appartement. Combien y a-t-il de chambres et de salles de bain ?
- Quelle est votre pièce préférée dans votre maison ? Pourquoi ?
- Comment décoreriez-vous votre chambre selon vos goûts ?
- Préférez-vous vivre dans une maison ou dans un appartement ? Pourquoi ?
Beschrijf uw huis of appartement. Hoeveel slaapkamers en badkamers zijn er?
Wat is uw favoriete kamer in uw huis? Waarom?
Hoe zou u uw kamer decoreren volgens uw smaak?
Verkiest u om in een huis of in een appartement te wonen? Waarom?