Ontdek in deze les essentiële Poolse woorden zoals 'rząd' (regering), 'wybory' (verkiezingen) en 'parlament' (parlement), en leer gesprekken voeren over overheid en stemprocedures.

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Ćwiczenie 1: Gespreksoefening

Instrukcja:

  1. Wat voor regering heeft jouw land? (Wat voor regering heeft jouw land?)
  2. Bestaat er een koninklijke familie in jouw land? (Bestaat er een koninklijke familie in jouw land?)
  3. Ben je in het leger gegaan? (Ben je naar het leger gegaan?)
  4. Wanneer zijn de verkiezingen? (Wanneer zijn de verkiezingen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

7 lipca głosowaliśmy na nowego prezydenta i rząd.

Op 7 juli hebben we gestemd voor een nieuwe president en regering.

Król jest głową państwa.

De koning is het staatshoofd.

Ostatni rząd składał się z 3 partii politycznych.

De laatste regering bestond uit 3 politieke partijen.

Rząd jest kontrolowany przez parlament i sędziów.

De regering wordt gecontroleerd door het parlement en rechters.

Musiałem iść do wojska tak jak wszyscy moi przyjaciele.

Ik moest naar het leger net als al mijn vrienden.

Nie poszedłem do wojska, ale zamiast tego przez rok pracowałem w organizacji społecznej.

Ik ging niet naar het leger maar ik werkte in plaats daarvan een jaar bij een sociale organisatie.

Premier zmienił się od ostatnich wyborów.

De premier is veranderd sinds de laatste verkiezingen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. W zeszłym roku ____ w wyborach do sejmiku wojewódzkiego.

(Vorig jaar ____ ik bij de verkiezingen voor de provinciale raad.)

2. Po raz pierwszy ____ w wyborach samorządowych.

(Voor het eerst ____ we deel aan de lokale verkiezingen.)

3. Urząd miasta ____ obywatelom dostęp do informacji publicznej.

(Het stadhuis ____ de burgers toegang tot openbare informatie.)

4. Po wyborach media ____ o wynikach każdego regionu.

(Na de verkiezingen ____ de media over de resultaten van elke regio.)

Oefening 4: Gemeenteraadsverkiezingen in mijn stad

Instructie:

Wczoraj (Iść - Czas przeszły) do lokalu wyborczego, aby oddać swój głos. Wcześniej (Zarejestrować się - Czas przeszły) online, bo było to proste i szybkie. Kiedy (Przybyć - Czas przeszły) , zobaczyłem dużo ludzi, którzy też (Czekać - Czas przeszły) na swoją kolej. Rozmawiałem z sąsiadką, która (Powiedzieć - Czas przeszły) , że wybory są ważne dla naszej społeczności. Po głosowaniu (Wrócić - Czas przeszły) do domu zadowolony, bo wiem, że mój głos ma znaczenie. Dzisiaj rano (Czytać - Czas przeszły) w gazecie, kto zdobył najwięcej głosów w naszym okręgu.


Gisteren ging ik naar het stembureau om mijn stem uit te brengen. Eerder had ik me online geregistreerd , omdat dat eenvoudig en snel was. Toen ik aankwam , zag ik veel mensen die ook wachtte op hun beurt. Ik sprak met de buurvrouw, die zei dat de verkiezingen belangrijk zijn voor onze gemeenschap. Na het stemmen ben ik tevreden naar huis teruggekeerd , want ik weet dat mijn stem telt. Vanmorgen las ik in de krant wie de meeste stemmen in onze wijk had gekregen.

Werkwoordschema's

Iść - Gaan

Czas przeszły

  • ja poszedłem/poszłam
  • ty poszedłeś/poszłaś
  • on poszedł
  • ona poszła
  • ono poszło
  • my poszliśmy/poszłyśmy
  • wy poszliście/poszłyście
  • oni poszli
  • one poszły

Zarejestrować się - Zich registreren

Czas przeszły

  • ja zarejestrowałem się/zarejestrowałam się
  • ty zarejestrowałeś się/zarejestrowałaś się
  • on zarejestrował się
  • ona zarejestrowała się
  • ono zarejestrowało się
  • my zarejestrowaliśmy się/zarejestrowałyśmy się
  • wy zarejestrowaliście się/zarejestrowałyście się
  • oni zarejestrowali się
  • one zarejestrowały się

Przybyć - Aankomen

Czas przeszły

  • ja przybyłem/przybyłam
  • ty przybyłeś/przybyłaś
  • on przybył
  • ona przybyła
  • ono przybyło
  • my przybyliśmy/przybyłyśmy
  • wy przybyliście/przybyłyście
  • oni przybyli
  • one przybyły

Czekać - Wachten

Czas przeszły

  • ja czekałem/czekałam
  • ty czekałeś/czekałaś
  • on czekał
  • ona czekała
  • ono czekało
  • my czekaliśmy/czekałyśmy
  • wy czekaliście/czekałyście
  • oni czekali
  • one czekały

Powiedzieć - Zeggen

Czas przeszły

  • ja powiedziałem/powiedziałam
  • ty powiedziałeś/powiedziałaś
  • on powiedział
  • ona powiedziała
  • ono powiedziało
  • my powiedzieliśmy/powiedziałyśmy
  • wy powiedzieliście/powiedziałyście
  • oni powiedzieli
  • one powiedziały

Wrócić - Terugkeren

Czas przeszły

  • ja wróciłem/wróciłam
  • ty wróciłeś/wróciłaś
  • on wrócił
  • ona wróciła
  • ono wróciło
  • my wróciliśmy/wróciłyśmy
  • wy wróciliście/wróciłyście
  • oni wrócili
  • one wróciły

Czytać - Lezen

Czas przeszły

  • ja czytałem/czytałam
  • ty czytałeś/czytałaś
  • on czytał
  • ona czytała
  • ono czytało
  • my czytaliśmy/czytałyśmy
  • wy czytaliście/czytałyście
  • oni czytali
  • one czytały

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Overzicht van de les: De regering en verkiezingen in Polen

In deze les verken je belangrijke woordenschat en uitdrukkingen rond het thema "De regering en verkiezingen" in het Pools, afgestemd op taalniveau A2. Je leert over de basisstructuur van de Poolse overheid, de rol van belangrijke instellingen en het proces van stemmen bij verkiezingen.

De Poolse overheid en haar instellingen

Belangrijke woorden binnen dit thema zijn onder andere:

  • Sejm en Senat – de twee kamers van het Poolse parlement.
  • Rząd – de regering, bestaande uit de minister-president (Prezes Rady Ministrów) en ministers.
  • Prezydent – de president, het staatshoofd.
  • Sądy – rechtbanken die zorgen voor de rechtspraak en orde.

Je leert hoe je deze instellingen benoemt en hun functies beschrijft, bijvoorbeeld: "Rząd kieruje krajem" (De regering leidt het land) en "Parlament tworzy prawo" (Het parlement maakt de wetten).

Stemmen en verkiezingen

De les biedt ook woordenschat en zinnen om te praten over stemmen, zoals:

  • głosować – stemmen
  • lokal wyborczy – het stembureau
  • oddawać głos – een stem uitbrengen
  • ważność wyborów – het belang van verkiezingen

Praktische uitdrukkingen zijn bijvoorbeeld: "Musisz mieć dowód osobisty, żeby głosować" (Je moet een identiteitskaart hebben om te stemmen) en "Planuję iść głosować po raz pierwszy" (Ik ben van plan om voor het eerst te stemmen).

Werking van het Pools en verschillen met het Nederlands

Het Pools is een Slavische taal met een geheel andere grammaticale structuur dan het Nederlands. Zo kent het Pools zeven naamvallen en is de werkwoordsvervoeging uitgebreider, vooral in verleden tijd. In deze les wordt veel aandacht besteed aan de verleden tijd (czas przeszły), bijvoorbeeld in zinnen als "W zeszłym roku głosowałem" (Vorig jaar stemde ik). Hierbij verandert het werkwoord afhankelijk van de geslacht en het onderwerp.

Een verschil met het Nederlandse instructietekst is dat je in het Pools geen lidwoorden hebt zoals "de" of "het", wat soms lastig is om te wennen. Bovendien zijn bepaalde politieke termen zoals Sejm en Senat eigennaam en onvertaalbaar, die je rechtstreeks in het Pools gebruikt.

Handige uitdrukkingen en woorden ter vergelijking

  • Głosowaćstemmen.
  • Wyboryverkiezingen.
  • Rządregering, in tegenstelling tot parlement (parlament).
  • Prezydentpresident (staatshoofd).
  • Dowód osobistyidentiteitskaart, benodigd om te stemmen.
  • Oddać głoseen stem uitbrengen.

Deze termen zul je regelmatig tegenkomen in gesprekken over politiek en verkiezingen in het Pools. Ze vormen een praktische basis voor het voeren van eenvoudige gesprekken over overheidsstructuren en stemprocedures.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏