A2.14: Universitaire opleiding

Dyplom ukończenia studiów wyższych

Leer essentiële woordenschat voor gesprekken over studeren aan de universiteit, zoals "uniwersytet" (universiteit), "studia" (studies), en "dyplom magistra" (masterdiploma). Ontdek termen rondom inschrijving, studieprogramma's en onderwijsinstellingen in Polen.

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Ćwiczenie 1: Gespreksoefening

Instrukcja:

  1. Wanneer ben je geslaagd voor de middelbare school (en de universiteit)? (Wanneer ben je geslaagd voor de middelbare school (en universiteit)?)
  2. Welke stages heb je gedaan tijdens je studie? (Welke stages heb je gedaan tijdens je studie?)
  3. Wat zijn je onderwijsplannen? (Wat zijn je onderwijsplannen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Ukończyłem szkołę średnią w 2019 roku. Teraz nadal studiuję na uniwersytecie.

Ik ben in 2019 afgestudeerd van de middelbare school. Ik studeer momenteel nog aan de universiteit.

Ukończyłem szkołę średnią w 2012 roku, a uniwersytet w 2016 roku.

Ik ben in 2012 geslaagd voor de middelbare school en heb in 2016 mijn universitaire opleiding afgerond.

Pracowałem w biurze przez dwa miesiące. Nauczyłem się o komputerach.

Ik heb twee maanden op een kantoor gewerkt. Ik heb over computers geleerd.

Odbyłem letni staż w szkole. Pomagałem nauczycielowi.

Ik heb een zomerstage gelopen op een school. Ik hielp de leraar.

Nie uczyłem się wcześniej, ale teraz chcę się uczyć. Będę chodził na zajęcia wieczorowe.

Ik heb eerder niet gestudeerd, maar nu wil ik leren. Ik ga avondlessen volgen.

Będę uczestniczył w kursach, aby móc wziąć na siebie więcej odpowiedzialności w pracy.

Ik zal enkele cursussen volgen zodat ik meer verantwoordelijkheid op het werk kan nemen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ja ______ na uniwersytecie w Polsce i chcę uzyskać dyplom magistra.

(Ik ______ aan de universiteit in Polen en ik wil een masterdiploma behalen.)

2. W zeszłym roku ______ kurs języka polskiego, który pomógł mi w pracy.

(Vorig jaar ______ ik een cursus Poolse taal afgerond die mij op het werk heeft geholpen.)

3. Czy możesz mi powiedzieć, gdzie ______ się dziekanat na uczelni?

(Kun je me vertellen waar ______ het decanaat op de universiteit is?)

4. Ja ______ złożyć dokumenty na studia magisterskie w przyszłym miesiącu.

(Ik ______ documenten in te dienen voor de masteropleiding volgende maand.)

Oefening 4: Universiteitsdiploma

Instructie:

Ja (Zdać - Czas przeszły) egzamin na uniwersytecie w zeszłym roku. Teraz (Pracować - Czas teraźniejszy) w międzynarodowej firmie, ale (Chcieć - Czas teraźniejszy) kontynuować naukę i (Zdobyć - Bezokolicznik) tytuł magistra. W zeszłym tygodniu mój kolega (Opowiedzieć - Czas przeszły) mi o nowych kursach na lokalnej uczelni. W tym semestrze (Planować - Czas teraźniejszy) zapisać się na dwa z nich, aby poprawić swoje kwalifikacje. Czy ty też (Myśleć - Czas teraźniejszy) o powrocie do szkoły?


Ik ben geslaagd voor het examen aan de universiteit vorig jaar. Nu werk ik bij een internationaal bedrijf, maar ik wil mijn studie voortzetten en een mastertitel behalen . Vorige week vertelde een vriend mij over nieuwe cursussen aan de lokale universiteit. Dit semester ben ik van plan me in te schrijven voor twee daarvan om mijn kwalificaties te verbeteren. Denk jij er ook aan om terug naar school te gaan?

Werkwoordschema's

Zdać - Slagen

Czas przeszły

  • ja zdałem
  • ty zdałeś
  • on/ona/ono zdał
  • my zdaliśmy
  • wy zdaliście
  • oni/one zdali

Pracować - Werken

Czas teraźniejszy

  • ja pracuję
  • ty pracujesz
  • on/ona/ono pracuje
  • my pracujemy
  • wy pracujecie
  • oni/one pracują

Chcieć - Willen

Czas teraźniejszy

  • ja chcę
  • ty chcesz
  • on/ona/ono chce
  • my chcemy
  • wy chcecie
  • oni/one chcą

Opowiedzieć - Vertellen

Czas przeszły

  • ja opowiedziałem
  • ty opowiedziałeś
  • on opowiedział / ona opowiedziała / ono opowiedziało
  • my opowiedzieliśmy
  • wy opowiedzieliście
  • oni/one opowiedzieli

Planować - Plannen

Czas teraźniejszy

  • ja planuję
  • ty planujesz
  • on/ona/ono planuje
  • my planujemy
  • wy planujecie
  • oni/one planują

Myśleć - Denken

Czas teraźniejszy

  • ja myślę
  • ty myślisz
  • on/ona/ono myśli
  • my myślimy
  • wy myślicie
  • oni/one myślą

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Universitaire opleiding in het Pools: praktische taal en gesprekssituaties

Deze les richt zich op taalgebruik rondom universitaire studies in het Pools, geschikt voor niveau A2. Je leert hoe je over je studie en toekomstplannen kunt praten, hoe je gesprekken voert over inschrijving en procedures aan een hogere onderwijsinstelling, en hoe je verschillende soorten onderwijsinstellingen in Polen bespreekt.

Belangrijke thema's en woordenschat

  • Studie en toekomst: woorden als studia (studies), ukończyć (afronden), magisterka (masteropleiding), dyplom magistra (masterdiploma), tłumacz (vertaler), en werkwoorden zoals studiować (studeren), planować (plannen).
  • Inschrijvingen en procedures: termen zoals świa­dectwo maturalne (eindexamen-getuigschrift), formularz zgłoszeniowy (aanmeldingsformulier), test wiedzy (kennistoets), termin (deadline), en uitdrukkingen om over deadlines en vereisten te praten.
  • Soorten onderwijsinstellingen: verschil tussen uniwersytet (universiteit), politechnika (technische universiteit), akademia muzyczna (muziekacademie) met uitleg over welke studies daar worden aangeboden.

Voorbeelden uit dialogen

Bijvoorbeeld: Cześć! Studiujesz na uniwersytecie? (Hoi! Studeer je aan de universiteit?) of Studia licencjackie trwają trzy lata. (De bachelorstudies duren drie jaar.)

Werkwoordsvervoegingen

Je oefent ook met werkwoorden die vaak voorkomen in gesprekken over studie, zoals studiować, ukończyć, znajdować się, planować en myśleć. Bijvoorbeeld: Ja studiuję (ik studeer), ukończyłem kurs (ik heb de cursus afgerond), of czy możesz mi powiedzieć? (kun je me vertellen?).

Korte verhalende oefening

Een kort verhaaltje over het behalen van een diploma en het plannen van verdere studie maakt gebruik van belangrijke werkwoordstijden en dagelijkse contexten. Bijvoorbeeld: Ja zdałem egzamin na uniwersytecie w zeszłym roku. (Ik ben vorig jaar geslaagd voor mijn examen aan de universiteit.)

Verschillen tussen het Nederlands en Pools in deze context

In het Pools worden werkwoorden sterk vervoegd en is de grammaticale structuur vaak anders dan in het Nederlands. Bijvoorbeeld, de persoonsvorm wordt duidelijk in de uitgang van het werkwoord verwerkt, terwijl het Nederlands vaak een apart onderwerp gebruikt. Het Pools maakt daarnaast onderscheid in aspecten van werkwoorden (voltooid en onvoltooid).

Enkele handige Poolse uitdrukkingen met hun Nederlandse equivalenten:

  • Studiuję na uniwersytecie - Ik studeer aan de universiteit.
  • Chcę pracować jako tłumacz - Ik wil werken als vertaler.
  • Termin mija 15 września - De deadline is 15 september.
  • Czy jest rozmowa kwalifikacyjna? - Is er een sollicitatiegesprek?
  • Uniwersytet skupia się na naukach humanistycznych - De universiteit richt zich op geesteswetenschappen.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏