Diese Lektion erklärt die Verwendung von voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord im Niederländischen, z.B. in Ausdrücken wie „de bestelde taart“ (die bestellte Torte) und „het geboekte hotel“ (das gebuchte Hotel). Du lernst die richtigen Endungen (+e) je nach lidwoord und zahl anzuwenden.
- Partizipien, die als Adjektive verwendet werden, werden wie andere Adjektive dekliniert.
- Verwendung von doppeltem -t oder -d abhängig vom Stamm.
| Lidwoord | Regel | Voorbeeld (Beispiel) | |
|---|---|---|---|
| Enkelvoud | de het | +e +e | De bestelde taart (Die bestellte Torte) Het geboekte hotel (Das gebuchte Hotel) |
| Meervoud | de | +e | De bereide gerechten (Die zubereiteten Gerichte) |
| Met 'een' | bij de-woord bij het-woord | +e - | een gereserveerde tafel (ein reservierter Tisch) een geleend boek (ein geliehenes Buch) |
Übung 1: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.
geserveerde, bestelde, gedronken, gekookte, geboekte, geplande, gekozen, bereide
1.
Plannen:
De ... reservering is bevestigd.
(Die geplante Reservierung ist bestätigt.)
2.
Drinken:
De ... koffie was te sterk.
(Der getrunkene Kaffee war zu stark.)
3.
Kiezen:
Het ... hoofdgerecht was niet lekker.
(Das gewählte Hauptgericht war nicht lecker.)
4.
Bestellen:
De ... taart is heerlijk.
(Die bestellte Torte ist köstlich.)
5.
Boeken:
De ... tafel in het restaurant wordt voor ons klaargemaakt.
(Der reservierte Tisch im Restaurant wird für uns vorbereitet.)
6.
Koken:
Het ... gerecht is klaar om te eten.
(Das gekochte Gericht ist fertig zum Essen.)
7.
Bereiden:
De ... gerechten zijn lekker.
(Die zubereiteten Gerichte sind lecker.)
8.
Serveren:
Het ... drankje was koud.
(Das servierte Getränk war kalt.)
Übung 2: Mehrfachauswahl
Anleitung: Wählen Sie die richtige Lösung
1. Ik wil graag de _______ tafel voor twee personen.
(Ich möchte gern den _______ Tisch für zwei Personen.)2. De _______ gerechten staan al op tafel.
(Die _______ Gerichte stehen schon auf dem Tisch.)3. Kun je het _______ fruit op de menukaart aanwijzen?
(Kannst du die _______ Früchte auf der Speisekarte zeigen?)4. Ik wil graag het _______ zalmvoorgerecht proberen.
(Ich möchte gern den _______ Lachs als Vorspeise probieren.)5. We hebben de _______ tafel om zeven uur.
(Wir haben den _______ Tisch um sieben Uhr.)6. De _______ bestelformulieren liggen bij de bar.
(Die _______ Bestellformulare liegen an der Bar.)
