Unterrichtsrichtlinien +/- 15 Minuten
In dieser Lektion lernen Sie niederländische wederkerende werkwoorden wie sich waschen (zich wassen) und sich rasieren (zich scheren) kennen, inklusive der passenden für unsere Persönlichkeiten: me, je, zich, ons.
- Reflexive Verben verwenden me, je, sich als Pronomen.
Persoon (Person) | Vervoeging (Konjugation) | Wederkerend voornaamwoord (Reflexivpronomen) |
---|---|---|
Ik | was | me |
Jij | wast | je |
Hij/Zij | wast | zich |
Wij | wassen | ons |
Jullie | wassen | je |
Zij | wassen | zich |
Übung 1: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)
Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.
was me, scheert je, vergist zich, wassen zich, haasten je, herinner me, schaamt zich
Übung 2: Mehrfachauswahl
Anleitung: Wählen Sie die richtige Lösung
1. Ik ____ me elke ochtend voordat ik naar mijn werk ga.
(Ich ____ mich jeden Morgen, bevor ich zur Arbeit gehe.)2. Jij ____ je gezicht en handen netjes.
(Du ____ dein Gesicht und deine Hände ordentlich.)3. Hij ____ zich elke dag vóór het ontbijt.
(Er ____ sich jeden Tag vor dem Frühstück.)4. Wij ____ ons na het sporten grondig.
(Wir ____ uns nach dem Sport gründlich.)5. Jullie ____ je nooit zonder scheerschuim.
(Ihr ____ euch nie ohne Rasierschaum.)6. Zij ____ zich elke avond voordat ze naar bed gaat.
(Sie ____ sich jeden Abend, bevor sie ins Bett geht.)