Teaching guidelines +/- 15 minutes
This lesson explains the Dutch sentence order, focusing on the 'voorzetselgroep' (prepositional phrase) like 'op het werk' and the position of verbs such as 'heeft' and past participles like 'gegeten'. Learn to recognize components like onderwerp (subject), persoonsvorm (finite verb), and lijdend voorwerp (object).
- Sometimes there is a second verb in the sentence. This verb usually comes at the end of the sentence.
- A prepositional phrase is a part of a sentence that begins with a preposition.
- A prepositional phrase can stand before or after the second verb.
Plaats (Place) | Voorbeeld (Example) | Toelichting (Explanation) |
---|---|---|
1e plaats | Piet | Onderwerp (Subject) |
2e plaats | heeft | Persoonsvorm (finite verb) |
3e plaats | een banaan | Lijdend voorwerp (Direct object) |
4e plaats | gegeten | 2e werkwoord (second verb) |
5e plaats | op het werk. | Voorzetselgroep (prepositional phrase) |
Exercise 1: Voorzetselgroep
Instruction: Fill in the correct word.
aan de balie, gecontroleerd, op de luchthaven, in de cockpit, gevolgd, veiligheidsgordel
Exercise 2: Multiple Choice
Instruction: Choose the correct sentence with the proper general sentence structure according to the fixed order: subject + finite verb + time + direct object + place.