Leer de juiste plaats van een voorzetselgroep in Nederlandse zinnen volgens de vaste woordvolgorde: onderwerp, persoonsvorm, tijd, lijdend voorwerp en plaats. Ontdek voorbeelden van voorzetselgroepen en hoe je deze gebruikt om de zin duidelijker en natuurlijker te maken. Ideaal voor A2-leerlingen die hun zinsbouw willen verbeteren met praktische tips en voorbeelden.
- Soms staat er een tweede werkwoord in de zin. Dit werkwoord staat meestal achteraan in de zin.
- Een voorzetselgroep is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel.
- Een voorzetselgroep kan voor of na het tweede werkwoord staan.
Plaats (Plaats) | Voorbeeld (Voorbeeld) | Toelichting (Toelichting) |
---|---|---|
1e plaats | Piet | Onderwerp (Onderwerp) |
2e plaats | heeft | Persoonsvorm (Persoonsvorm) |
3e plaats | een banaan | Lijdend voorwerp (Lijdend voorwerp) |
4e plaats | gegeten | 2e werkwoord (2e werkwoord) |
5e plaats | op het werk. | Voorzetselgroep (Voorzetselgroep) |
Oefening 1: Voorzetselgroep
Instructie: Vul het juiste woord in.
aan de balie, gecontroleerd, op de luchthaven, in de cockpit, gevolgd, veiligheidsgordel
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de correcte zin met de juiste algemene zinsbouw volgens de vaste volgorde: onderwerp + persoonsvorm + tijd + lijdend voorwerp + plaats.