- Use "of" in closed questions.
- Use "dat" in regular sentences.
- In the past tense: the verb form in the subordinate clause is also in the past tense.
| Type zin (Type sentence) (Type de phrase) | Directe rede (Direct speech) (Discours direct) | Indirecte rede (Indirect speech) (discours indirect) |
|---|---|---|
| Normale zin (Normal sentence) (Phrase normale) | (Le système fonctionne.) | (Elle dit que le système fonctionne.) |
| Vraag (Question) (Question) | Is het project af? (Is the project finished?) (Le projet est-il terminé ?) | (Elle demande si le projet est terminé.) |
| Verleden tijd (Past tense) (Passé) | (J'organise le projet.) | Hij zei dat hij het project organiseerde. (He said that he organised the project.) (Il a dit qu'il organisait le projet.) |
Exercise 1: Indirecte rede
Instruction: Fill in the correct word.
of, dat
1.
De taak is klaar.:
: Hij zegt ... de taak klaar is.
(He says that the task is finished.)
2.
Werkt het systeem?:
: Ze vraagt ... het systeem werkt.
(She asks if the system works.)
3.
Het project gaat starten.:
: De leider meldt ... het project gaat starten.
(The leader reports that the project is going to start.)
4.
Is alles voltooid?:
: De organisatie informeert ... alles voltooid is.
(The organisation asks whether everything has been completed.)
5.
Het project is erg dringend.:
: Hij zegt ... het project erg dringend is.
(He says that the project is very urgent.)
6.
Heb je de melding ontvangen?: Hij vroeg ... je de melding ontvangen hebt.
(Have you received the notification?: He asked if you had received the notification.)
Exercise 2: Multiple Choice
Instruction:
