Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de correcte positie van het werkwoord in Duitse zinnen. Deze les behandelt mededelende zinnen, ja/nee-vragen en vraagzinnen met vraagwoorden, met voorbeeldzinnen voor een beter begrip. Ontdek belangrijke verschillen met het Nederlands om je Duitse grammatica te verbeteren.
Satzart (Soort zin)VerbstellungBeispiel (voorbeeld)

Aussagesatz  (Aussagesatz)

Subjekt oder anderer Satzteil zuerst (Onderwerp of ander zinsdeel eerst)

An zweiter Stelle (Op de tweede plaats)

Ich komme aus Spanien. (Ik kom uit Spanje.)

Heute komme ich nach Spanien. (Vandaag kom ik naar Spanje.)

Ja/Nein-Frage (Ja/Nein-vraag)An erster Stelle (Op de eerste plaats)Kommst du aus Spanien? (Kommst je uit Spanje?)
W-Frage (W-vraag)An zweiter Stelle (Op de tweede plaats)Woher kommst du? (Waar kom jij vandaan?)

Oefening 1: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ___ alt bist du?

(___ oud ben je?)

2. Ich ___ 25 Jahre alt.

(Ik ___ 25 jaar oud.)

3. Mein Geburtstag ___ im Monat Mai.

(Mijn verjaardag ___ in de maand mei.)

4. Ich ___ morgen 30 Jahre alt.

(Ik ___ morgen 30 jaar oud.)

5. Wir ___ eine Party zum Geburtstag.

(Wij ___ een feest voor de verjaardag.)

6. Herzlichen ___ zum Geburtstag!

(Van harte ___ met je verjaardag!)

De positie van het werkwoord in de Duitse zin

In deze les leer je waar het Duitse werkwoord in een zin staat, wat essentieel is om correcte en begrijpelijke Duitse zinnen te maken. We behandelen drie belangrijke typen zinnen: de mededelende zin (Aussagesatz), de ja/nee-vraag (Ja/Nein-Frage) en de vraag met een vraagwoord (W-Frage).

Werkwoord in mededelende zinnen

In een mededelende zin staat het persoonsvormige werkwoord altijd op de tweede plaats. Dit kan direct na het onderwerp zijn of na een ander zinsdeel. Voorbeelden:

  • Ich komme aus Spanien. (Ik kom uit Spanje.)
  • Heute komme ich nach Spanien. (Vandaag kom ik naar Spanje.)

Werkwoord in ja/nee-vragen

Bij ja/nee-vragen, die beginnen met het werkwoord zelf, staat het werkwoord op de eerste plaats:

  • Kommst du aus Spanien? (Kom jij uit Spanje?)

Werkwoord bij vraagzinnen met vraagwoorden

Bij vraagzinnen die beginnen met een vraagwoord, komt het werkwoord op de tweede plaats, net als bij mededelende zinnen:

  • Woher kommst du? (Waar kom jij vandaan?)

Belangrijke verschillen en tips voor Nederlandstaligen

In het Nederlands volgt het werkwoord meestal het onderwerp, vergelijkbaar met het Duits in mededelende zinnen. Een groot verschil is echter dat in ja/nee-vragen het werkwoord in het Duits altijd vooraan staat, zoals Kommst du?, terwijl in het Nederlands vaak het hulpwerkwoord of 'doe' wordt gebruikt, bijvoorbeeld: "Kom jij?" of met 'doe': "Doe jij mee?".

Bovendien worden Duitse vraagzinnen met vraagwoorden (wie, wat, waar, etc.) en de mededelende zinnen grammaticaal op dezelfde manier opgebouwd: het werkwoord staat steeds op de tweede plaats, iets wat in het Nederlands niet altijd zo strikt is.

Zinvolle woorden en uitdrukkingen die je hierbij kunt gebruiken zijn o.a.: kommen (komen), bin (ben), ist (is), Woher (waarvandaan) en Ja/Nein-Frage (ja/nee-vraag).

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

maandag, 14/07/2025 22:15