Deze les behandelt het gebruik van de biernik in het Pools, de vierde naamval die antwoord geeft op de vragen kogo? co? Leer basiswoorden zoals mama (mama), tata (papa), brat (broer) en siostra (zus) in hun biernik-vormen, bijvoorbeeld mamę, tatę en siostrę.
  1. De accusatief vervult in de zin de functie van nader object of bijvoeglijke bepaling, afhankelijk van welke woordsoorten in zijn vorm voorkomen.
  2. Als er in de accusatief zelfstandige naamwoorden, persoonlijke voornaamwoorden of telwoorden voorkomen, vervult deze in de zin de functie van lijdend voorwerp.
  3. De lijdende vorm staat altijd na het voorzetsel door.

Odmiana rzeczowników: mianownik → biernik (Verbuiging van zelfstandige naamwoorden: nominatief → accusatief)

mianownik (kto? co?) (nominatief (wie? wat?))biernik (kogo? co?) (accusatief (wie? wat?))
mama (mama)(mam) mamę ((heb) mama)
tata (vader)(mam) tatę ((ik heb) papa)
dziecko (kind)(mam) dziecko ((mam) kind)
brat (broer)(mam) brata ((ik heb) broer)
siostra (zus)(mam) siostrę ((heb) zus)
babcia ((heb) oma)(mam) babcię ((ik heb) oma)
dziadek ((heb) grootvader)(mam) dziadka ((ik heb) opa)
syn  (zoon)(mam) syna ((ik heb) zoon)
córka (dochter)(mam) córkę ((mam) dochter)

Oefening 1: Rzeczowniki w bierniku

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

siostrę, rodzinę, kolegę, brata, żonę, synów, kota, córkę

1.
Mam brata i ....
(Ik heb een broer en een zus.)
2.
Michał ma ... i troje dzieci.
(Michał heeft een vrouw en drie kinderen.)
3.
Moja mama ma ....
(Mijn moeder heeft een broer.)
4.
Oni mają ....
(Zij hebben een dochter.)
5.
Moja siostra ma swoją ....
(Mijn zus heeft haar gezin.)
6.
On ma trzech ....
(Hij heeft drie zonen.)
7.
Mamy ... i psa.
(We hebben een kat en een hond.)
8.
Dziecko ma ....
(Het kind heeft een vriend.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. To jest mój brat i to są _____ książki.

(Dit is mijn broer en dit zijn _____ boeken.)

2. Ona opiekuje się _____ babcią.

(Zij zorgt voor _____ grootmoeder.)

3. Proszę, weź _____ torbę.

(Alsjeblieft, neem _____ tas mee.)

4. Mój tata lubi _____ pracę.

(Mijn vader houdt van _____ werk.)

5. To są nasze dzieci, a to są _____ zabawki.

(Dit zijn onze kinderen, en dit is _____ speelgoed.)

6. Widzisz moją siostrę? To jest _____ rower.

(Zie je mijn zus? Dit is _____ fiets.)

Rzeczowniki w bierniku – de vierde naamval in het Pools

Deze les behandelt het gebruik van het biernik, oftewel de accusatief of vierde naamval, in de Poolse taal. De biernik wordt gebruikt om het doel of het lijdend voorwerp van een handeling aan te geven, en beantwoordt op de vragen kogo? co? (wie? wat?). Het is een essentiële grammaticale structuur voor beginners (niveau A1) die willen begrijpen hoe woorden veranderen in verschillende zinsfuncties.

Wat leer je in deze les?

  • De basisvorm van zelfstandige naamwoorden (mianownik) en hoe ze veranderen naar biernik.
  • Voorbeelden van zelfstandige naamwoorden met hun juiste vorm in de biernik.
  • Hoe de biernik functioneert in zinnen als het lijdend voorwerp en na bepaalde voorzetsels, zoals przez.

Voorbeelden van declinatie: mianownik naar biernik

Mianownik (onderwerp)Biernik (lijdend voorwerp)
mamamamę
tatatatę
dzieckodziecko
bratbrata
siostrasiostrę
babciababcię
dziadekdziadka
synsyna
córkacórkę

Functie van de biernik in zinnen

In de meeste zinnen fungeert de biernik als het direct object. Dit betekent dat het aangeeft wie of wat de actie ondergaat. Bijvoorbeeld in de zin „Mam mamę” betekent „mamę” dat je iets hebt of ontvangt van je moeder. De biernik wordt ook gebruikt na het voorzetsel przez, wat „door” betekent.

Belangrijke aandachtspunten voor Nederlandse leerlingen

In het Nederlands kennen we geen naamvallen zoals in het Pools, waardoor het gebruik van de biernik soms lastig kan zijn. Nederlandse zinnen maken vooral gebruik van vaste woordvolgorde en voorzetsels om relaties aan te geven, terwijl het Pools afwisselende naamvalsvormen gebruikt.

Een paar nuttige Poolse woorden en uitdrukkingen gerelateerd aan dit onderwerp:

  • Biernik – accusatief (de vierde naamval)
  • Mianownik – nominatief (de basisvorm voor het onderwerp)
  • Kogo? Co? – wie? wat? (vragen waarop de biernik antwoordt)
  • Przez – door (altijd gevolgd door de biernik)

Een praktisch voorbeeld van verschillen: het Nederlandse „Ik zie mijn broer” vertaalt naar het Pools met „Widzę mojego brata”, waarbij „bra-ta” verandert naar de biernik vorm vanwege de directe actie. In het Nederlands blijft het woord „broer” onveranderd.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Joanna Majchrowska

Master Spaanse filologie

University of Lodz

University_Logo

Polen


Laatst bijgewerkt:

woensdag, 15/10/2025 21:43