Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Ćwiczenie 1: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Waar ben je opgegroeid? Op het platteland of in de stad? (Waar ben je opgegroeid? Op het platteland of in de stad?)
- Moest je voor dieren zorgen? Boerderijdieren of huisdieren? (Heb je voor dieren moeten zorgen? Boerderijdieren of huisdieren?)
- Wat vind je van het stierenvechten in Spanje? (Wat vind je van het stierenvechten in Spanje?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Dorastałem na wsi. Ik ben opgegroeid op het platteland. |
Moja rodzina ma gospodarstwo, więc dużo pomagałem opiekować się świniami, krowami i kurami. Mijn familie heeft een boerderij, dus ik hielp veel met de verzorging van de varkens, koeien en kippen. |
Dorastałem w małym mieście. Moja rodzina miała psa. Pomagałem się nim opiekować. Ik ben opgegroeid in een kleine stad. Mijn familie had een hond. Ik hielp om voor hem te zorgen. |
Dorastałem w Berlinie, stolicy Niemiec. Mieliśmy tylko małe mieszkanie, więc nigdy nie mieliśmy zwierzątka. Ik ben opgegroeid in Berlijn, de hoofdstad van Duitsland. We hadden maar een klein appartement, dus hadden we nooit een huisdier. |
Uważam, że korrida jest ważną tradycją w Hiszpanii i chcę zobaczyć walkę. Ik denk dat stierenvechten een belangrijke traditie in Spanje is en ik wil graag een gevecht zien. |
Walki byków w Hiszpanii są okrutne. Ta tradycja musi się wkrótce zakończyć, aby chronić byki. Het stierenvechten in Spanje is wreed. Die traditie moet snel eindigen om de stieren te beschermen. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. W przyszły weekend będziemy _____ wieś moich dziadków.
(Volgend weekend zullen we het dorp van mijn grootouders _____ .)2. Na wsi zazwyczaj _____ bardzo wcześnie i karmimy zwierzęta.
(Op het platteland _____ we meestal heel vroeg op en voeren we de dieren.)3. Jutro rano _____ krowy oraz owce na łące.
(Morgenochtend _____ we koeien en schapen in de wei.)4. Po południu _____ się z sąsiadami, którzy również mieszkają na wsi.
(In de namiddag _____ we de buren die ook op het platteland wonen.)Oefening 4: Weekend op het platteland
Instructie:
Werkwoordschema's
Wyjechać - Gaan
Czas przyszły prosty
- ja wyjadę
- ty wyjedziesz
- on/ona/ono wyjedzie
- my wyjedziemy
- wy wyjedziecie
- oni/one wyjadą
Być - Zullen
Czas przyszły prosty
- ja będę
- ty będziesz
- on/ona/ono będzie
- my będziemy
- wy będziecie
- oni/one będą
Gotować - Koken
Czas teraźniejszy
- ja gotuję
- ty gotujesz
- on/ona/ono gotuje
- my gotujemy
- wy gotujecie
- oni/one gotują
Pomagać - Helpen
Czas teraźniejszy
- ja pomagam
- ty pomagasz
- on/ona/ono pomaga
- my pomagamy
- wy pomagacie
- oni/one pomagają
Bawić się - Spelen
Czas teraźniejszy
- ja bawię się
- ty bawisz się
- on/ona/ono bawi się
- my bawimy się
- wy bawicie się
- oni/one bawią się
Iść - Gaan
Czas teraźniejszy
- ja idę
- ty idziesz
- on/ona/ono idzie
- my idziemy
- wy idziecie
- oni/one idą
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.