Leer over de tijden van het verleden in het Spaans: imperfecto voor beschrijvingen zoals 'emitía' (ik zond uit) en gewoonten, en indefinido voor afgeronde acties zoals 'comunicó' (hij/zij communiceerde).
  1. Gebruik de imperfecto voor lopende of gebruikelijke handelingen in het verleden.
  2. Gebruik de indefinido voor handelingen die in het verleden zijn voltooid.
  3. Voor regelmatige werkwoorden die eindigen op -ar voegt de imperfecto de uitgang toe: -aba, -abas, -aba, -ábamos, -abais, -aban.
  4. Voor regelmatige werkwoorden die eindigen op -er/-ir, voegt de imperfecto de uitgangen toe: -ía, -ías, -ía, -íamos, -íais, -ían.
  5. Voor regelmatige werkwoorden die eindigen op -ar wordt de indefinido vervoegd met de uitgangen: é, -aste, -ó, -amos, -asteis, -aron .
  6. Voor regelmatige werkwoorden die eindigen op -er/-ir, wordt de indefinido vervoegd met de uitgangen: -í, -iste, -ió, -imos, -isteis, -ieron.
Tiempo verbal pasadoUsoEjemplo
ImperfectoDescripciones/rutinasEsta emisora era mi favorita porque emitía programas muy entretenidos. (Deze zender was mijn favoriet omdat ze uitzond heel onderhoudende programma's.)
Acciones en progreso/habitualesAntes escuchaba la radio mientras hacía la tarea. (Vroeger luisterde ik naar de radio terwijl ik mijn huiswerk maakte.)
Estado/condición/tiempoLas radios antiguas eran muy grandes y pesadas. (Oude radio's waren erg groot en zwaar.)
IndefinidoAcciones completadasEl locutor comunicó una noticia importante ayer durante el podcast. (De presentator bracht gisteren een belangrijk nieuwsbericht tijdens de podcast.)
Eventos específicos/expresiones de tiempoEl canal emitió una entrevista exclusiva el sábado pasado. (Het kanaal heeft afgelopen zaterdag een exclusief interview uitgezonden.)
Acciones que interrumpen otrasEstaba escuchando mi episodio favorito cuando mi hermano llegó a casa. (Ik was mijn favoriete aflevering aan het luisteren toen mijn broer thuis kwam.)

Oefening 1: Imperfecto e indefinido: tiempos del pasado

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

escuché, comunicó, escuchábamos, Eran, emitió, comunicaba, fue, emitía

1. Emitir:
La emisora ... música clásica todos los días.
(De zender zond elke dag klassieke muziek uit.)
2. Ser:
... las cinco cuando comenzaron a emitir el programa.
(Het was vijf uur toen ze begonnen met het uitzenden van het programma.)
3. Ser:
El año pasado este audiolibro ... mi favorito.
(Vorig jaar was dit luisterboek mijn favoriet.)
4. Comunicar:
El locutor ... la noticia del premio ayer.
(De nieuwslezer bracht gisteren het nieuws van de prijs.)
5. Escuchar:
Siempre ... la radio por la mañana juntos.
(We luisterden altijd samen ’s ochtends naar de radio.)
6. Escuchar:
El año pasado yo ... una entrevista muy entretenida.
(Vorig jaar luisterde ik naar een zeer onderhoudend interview.)
7. Comunicar:
Antes el podcast ... las noticias todos los domingos.
(Vroeger bracht de podcast elke zondag het nieuws.)
8. Emitir:
El canal ... un anuncio importante anoche.
(Het kanaal zond gisteravond een belangrijke aankondiging uit.)

Overzicht van de les: Imperfecto en Indefinido in de verleden tijd

Deze les focust op twee belangrijke Spaanse verleden tijden: imperfecto en indefinido. Beide tijden worden gebruikt om over het verleden te spreken, maar ze hebben verschillende functies en toepassingsgebieden.

Gebruik van het Imperfecto

Het imperfecto wordt gebruikt om:

  • Beschrijving en routines in het verleden aan te geven, bijvoorbeeld karaktereigenschappen of herhalende handelingen: "Esta emisora era mi favorita porque emitía programas muy entretenidos."
  • Acties die bezig waren of gewoonlijk gebeurden, zoals: "Antes escuchaba la radio mientras hacía la tarea."
  • Toestanden, omstandigheden en weersomstandigheden, bijvoorbeeld: "Las radios antiguas eran muy grandes y pesadas."

Gebruik van het Indefinido

Het indefinido wordt gebruikt om:

  • Voltooide acties die duidelijk afgerond zijn in het verleden, zoals: "El locutor comunicó una noticia importante ayer durante el podcast."
  • Specifieke gebeurtenissen en tijdsaanduidingen, bijvoorbeeld: "El canal emitió una entrevista exclusiva el sábado pasado."
  • Acties die andere handelingen onderbreken: "Estaba escuchando mi episodio favorito cuando mi hermano llegó a casa."

Overzicht van vervoegingen voor regelmatige werkwoorden

Voor werkwoorden op -ar in het imperfecto: -aba, -abas, -aba, -ábamos, -abais, -aban. Bijvoorbeeld: emitir: emitía.

Voor werkwoorden op -er/-ir in het imperfecto: -ía, -ías, -ía, -íamos, -íais, -ían. Bijvoorbeeld: escuchar: escuchaba.

Voor werkwoorden op -ar in het indefinido: -é, -aste, -ó, -amos, -asteis, -aron. Bijvoorbeeld: emitir: emitió.

Voor werkwoorden op -er/-ir in het indefinido: -í, -iste, -ió, -imos, -isteis, -ieron. Bijvoorbeeld: comunicar: comunicó.

Belangrijke verschillen met het Nederlands

In het Nederlands wordt het verleden vaak uitgedrukt met één tijd (de verleden tijd), terwijl het Spaans onderscheid maakt tussen de imperfecto en indefinido. Dit verschil is cruciaal om nuances in het Spaans goed te kunnen begrijpen en toepassen.

Enkele nuttige woorden en uitdrukkingen voor deze tijden zijn:

  • Antes (vroeger): vaak gekoppeld aan imperfecto, omdat het over gewoonten of herhalingen spreekt.
  • Ayer (gisteren) of el sábado pasado (afgelopen zaterdag): tijdsaanduidingen die meestal samengaan met de indefinido om specifieke gebeurtenissen aan te duiden.
  • Mientras (terwijl): wordt vaak gebruikt bij imperfecto om een actie in voortgang aan te geven.

Een voorbeeld van een verschil: waar je in het Nederlands meestal gewoon de verleden tijd gebruikt, moet je in het Spaans kiezen tussen imperfecto en indefinido afhankelijk van de context.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage