10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Herken de ingrediënten in de video: melk, mosterd, zout, water, ui, aardappel, wortel
Erkennen Sie die Zutaten im Video: Milch, Senf, Salz, Wasser, Zwiebel, Kartoffel, Karotte

In de keuken van een Nederlands gastgezin. Alex (de student) helpt mevrouw Jansen met het avondeten.

1. Alex: Wat eten we vandaag? (Was essen wir heute?) Anzeigen
2. Mevrouw Jansen.: We eten stamppot met wortel, aardappel en ui. Dat is een gewoon Nederlands gerecht. (Wir essen Stampfkartoffeln mit Karotte, Kartoffel und Zwiebel. Das ist ein gewöhnliches niederländisches Gericht.) Anzeigen
3. Alex: Leuk! Ik eet graag aardappels en wortels, maar ik vind ui niet zo lekker. (Toll! Ich esse gerne Kartoffeln und Karotten, aber ich mag Zwiebeln nicht so gern.) Anzeigen
4. Mevrouw Jansen.: Dat is geen probleem. Je kunt een beetje ui nemen, of helemaal niets. (Das ist kein Problem. Du kannst ein wenig Zwiebel nehmen oder gar keine.) Anzeigen
5. Alex: En is het vegetarisch? Ik eet geen vlees. (Und ist es vegetarisch? Ich esse kein Fleisch.) Anzeigen
6. Mevrouw Jansen.: Ja, ik heb de worst weg gelaten omdat jij vegetariër bent. (Ja, ich habe die Wurst weggelassen, weil du Vegetarier bist.) Anzeigen
7. Alex: Prima! Drinken we melk bij het eten? (Prima! Trinken wir Milch zum Essen?) Anzeigen
8. Mevrouw Jansen.: Nee, we drinken thee, want het is koud buiten. (Nein, wir trinken Tee, denn es ist kalt draußen.) Anzeigen
9. Alex: Goed idee. Hebben we ook een toetje? (Gute Idee. Haben wir auch ein Dessert?) Anzeigen
10. Mevrouw Jansen.: Ja, we eten een stuk fruit na het eten, bijvoorbeeld een appel of een sinaasappel. (Ja, wir essen nach dem Essen ein Stück Obst, zum Beispiel einen Apfel oder eine Orange.) Anzeigen
11. Alex: Lekker! Ik houd van fruit. En daarna drink ik graag een kop koffie. (Lecker! Ich mag Obst. Und danach trinke ich gern eine Tasse Kaffee.) Anzeigen

Übung 1: Diskussionsfragen

Anleitung: Diskutiert die Fragen, nachdem ihr das Audio gehört oder den Text gelesen habt.

  1. Wat zit er in de stamppot van mevrouw Jansen?
    2. Was ist in dem Stampfgericht von Frau Jansen?
  2. Wat drinkt Alex na het avondeten?
    3. Was trinkt Alex nach dem Abendessen?