10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Unterrichtsrichtlinien +/- 15 Minuten

Text und Übersetzung

1. Er zijn drie belangrijke dingen voor een gezond leven: slaap, beweging en voeding. Es gibt drei wichtige Dinge für ein gesundes Leben: Schlaf, Bewegung und Ernährung.
2. Deze drie horen bij elkaar en zijn allemaal belangrijk. Diese drei gehören zusammen und sind alle wichtig.
3. Ik sliep vroeger slecht omdat ik het druk had. Früher schlief ich schlecht, weil ich viel zu tun hatte.
4. Als je een eigen bedrijf start, slaap je meestal minder goed. Wenn man ein eigenes Unternehmen gründet, schläft man meistens schlechter.
5. Ook belangrijk is: hoe laat ga je naar bed en hoe laat sta je op? Auch wichtig ist: wann man ins Bett geht und wann man aufsteht.
6. Ik had ook jonge kinderen, en dat maakte het moeilijker om goed te slapen. Ich hatte auch kleine Kinder, und das machte es schwieriger, gut zu schlafen.
7. Een paar jaar geleden besloot ik om meer te leren over deze drie dingen. Vor ein paar Jahren beschloss ich, mehr über diese drei Dinge zu lernen.
8. Mijn beweging was goed; ik sportte twee of drie keer per week. Meine Bewegung war gut; ich trainierte zwei- oder dreimal pro Woche.
9. Mijn eten kon beter, maar was prima. Mein Essen könnte besser sein, war aber in Ordnung.
10. Mijn grootste probleem was mijn slaap. Mein größtes Problem war mein Schlaf.
11. Ik ben toen drie weken lang elke dag op hetzelfde tijdstip naar bed gegaan en op hetzelfde tijdstip opgestaan. Dann bin ich drei Wochen lang jeden Tag zur gleichen Zeit ins Bett gegangen und zur gleichen Zeit aufgestanden.
12. Met veel licht en televisie moet je lichaam wennen aan een vast ritme. Bei viel Licht und Fernsehen muss sich der Körper an einen festen Rhythmus gewöhnen.
13. Vooral de slaap wordt hierdoor beter. Vor allem der Schlaf wird dadurch besser.
14. Na ongeveer anderhalve week slapen kon ik veel beter slapen door die vaste routine. Nach ungefähr anderthalb Wochen Schlafen konnte ich durch diese feste Routine viel besser schlafen.

Übung 1: Diskussionsfragen

Anleitung: Diskutiert die Fragen, nachdem ihr das Audio gehört oder den Text gelesen habt.

  1. Wat hielp om beter te gaan slapen?
    2. Was hat geholfen, besser zu schlafen?
  2. Waar/niet waar: de man heeft een probleem met voeding.
    3. Wahr/Falsch: Der Mann hat ein Problem mit der Ernährung.
  3. Hoe zijn jouw routines in voeding?
    4. Wie sind deine Routinen in der Ernährung?
  4. Slaap jij goed?
    5. Schläfst du gut?
  5. Sport je veel? Welke sport?
    6. Sport ist viel? Welcher Sport?