Healthy food and habits

Gezonde voeding en gewoonten

Talk about your diet and (un)healthy habits.
Plan your weekly menu.
Relative pronouns (die, dat, wat, wie)

This lesson introduces Dutch relative pronouns and past tense verbs through the theme of healthy food and habits. Students learn practical dialogues about nutrition, shopping, and lifestyle, focusing on real-life vocabulary and grammar for A2 learners.

Vocabulary (13)

Student worksheet

Share Copied!

Het tussendoortje

The snack Show

Afvallen

To lose weight Show

Hydrateren

To hydrate Show

Zich wegen

To weigh oneself Show

Typisch

Typical Show

Vegetarisch

Vegetarian Show

De vegetariër

The vegetarian Show

Gezond eten

Healthy eating Show

Het dieet

The diet Show

Evenwichtig

Balanced Show

De frisdrank

The soft drink Show

Een sport beoefenen

Practising a sport Show

Het ingrediënt

The ingredient Show

Exercises

Student worksheet

Share Copied!

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

Afvallen

To lose weight

Het dieet

The diet

Het tussendoortje

The snack

Typisch

Typical

Het ingrediënt

The ingredient

Oefening 2: Conversation exercise

Instructie:

Have you ever been on a diet or are you right now? (Have you ever been on a diet or are you right now? )
Do you usually look at the ingredient list when buying food in the supermarket? (Do you usually look at the ingredient list when buying food in the supermarket?)
Would you describe your food habits as healthy or rather unhealthy? (Would you describe your food habits as healthy or rather unhealthy?)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Example phrases:

Ik heb nog nooit eerder dieet gevolgd. Hoewel ik vegetariër ben, dus ik eet geen vlees.

I have never been on a diet before. Though I am a vegeterian so I don't eat meat.

Ik heb in het verleden enkele diëten geprobeerd, maar ik vond het niet leuk. Ik probeer nu actiever te zijn.

I have tried some diets in the past but I didn't like it. I am trying to be more active now.

Ik kijk altijd naar de ingrediënten. Ik controleer de suiker en het zout in het eten.

I always look at the ingredients. II check the sugar and the salt in the food.

Ik eet meestal erg gezond, maar soms neem ik wat chocolade.

I mostly eat very healthy but sometimes I have some chocolate.

Ik heb een goede balans tussen ongezond en gezond eten.

I have a good balance of eating unhealthy and healthy food.

Ik eet behoorlijk ongezond. Ik ga binnenkort op dieet.

I am eating quite unhealthy. I will go on a diet soon.

...

Exercise 3: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

Lenswinkel: advies voor gezond eten

Example 1

Welk fruit eet jij het liefst als tussendoortje?

Which fruit do you prefer to eat as a snack?

Ik kies vaak appels, die lekker en gezond zijn.

I often choose apples, which are tasty and healthy.

Ik vind ook groenten die je rauw kunt eten erg lekker.

I also really like vegetables that can be eaten raw.

Dat is een goed idee, want die bevatten veel vitamines.

That's a good idea, because they contain a lot of vitamins.

Example 2

Wat eet jij meestal als ontbijt?

What do you usually eat for breakfast?

Ik eet vaak yoghurt met muesli, dat is licht en voedzaam.

I often eat yogurt with muesli, which is light and nutritious.

Ik probeer ook vaak volkorenbrood te kiezen.

I also often try to choose whole grain bread.

Dat is slim, want vezels zijn belangrijk voor de spijsvertering.

That's smart, because fibers are important for digestion.

Wekelijks menu plannen in de supermarkt

Example 1

Ik wil kip kopen die ik deze week ga grillen.

I want to buy chicken that I will grill this week.

Dat is een goed idee, want kip is eiwitrijk en licht verteerbaar.

That's a good idea, because chicken is high in protein and easily digestible.

Welke groenten wil jij erbij?

Which vegetables do you want with it?

De tomaten die ik heb gezien zien er vers uit, en ik neem ook broccoli mee.

The tomatoes I saw look fresh, and I'll also take broccoli.

Example 2

Welke ontbijtproducten nemen we mee?

Which breakfast products should we take?

Ik denk aan havermout, dat gezond is en goed vult.

I'm thinking of oatmeal, which is healthy and filling.

Zullen we ook fruit kopen?

Shall we also buy fruit?

Ja, dat is belangrijk. De bananen die ik heb gekozen zijn lekker en geven energie.

Yes, that's important. The bananas I chose are tasty and give energy.

Gezonde gewoontes bespreken met een vriend

Example 1

Wie veel water drinkt, voelt zich vaak beter.

Those who drink a lot of water often feel better.

Dat klopt, ik probeer altijd water te drinken in plaats van frisdrank.

That's right, I always try to drink water instead of soda.

De snacks die ik soms eet, zijn niet zo gezond.

The snacks that I sometimes eat are not so healthy.

Ik weet het, maar de fruitsappen die ik kies zijn natuurlijker.

I know, but the fruit juices that I choose are more natural.

Example 2

Wat vind jij van bewegen in het dagelijks leven?

What do you think about exercising in daily life?

Ik denk dat iedereen die regelmatig wandelt, gezonder blijft.

I think everyone who walks regularly stays healthier.

Ik heb ook een paar slechte gewoontes die ik wil veranderen.

I also have a few bad habits that I want to change.

De tijd die ik voor de televisie zit, is vaak te lang.

The time that I spend in front of the television is often too long.

Exercise 4: Multiple Choice

Instruction: Choose the correct solution

1. Vroeger ___ ik elke dag om gezond te blijven.

2. Na het sporten ___ ik me altijd om mijn voortgang te controleren.

3. De week nadat ik ___ met deze smoothie begon, voelde ik me fitter.

4. Ik ___ minder toen ik meer werkte, maar nu beweeg ik weer dagelijks.

Exercise 5: Healthy eating and exercising on the weekend

Instruction:

Afgelopen weekend (Sporten - Onvoltooid verleden tijd) ik met een vriendin in het park. Zij (Wegen - Onvoltooid verleden tijd) zichzelf voor en na het sporten om haar vooruitgang te meten. We (Bespreken - Onvoltooid verleden tijd) welk tussendoortje we zouden nemen, omdat gezond eten belangrijk is. Mijn vriendin vertelde dat ze een vegetarisch dieet volgt dat evenwichtig is. Na het sporten (Wegen - Onvoltooid verleden tijd) we ons weer en merkten we dat we iets waren afgevallen. Ik (Vinden - Onvoltooid verleden tijd) het fijn dat we samen onze gezonde gewoontes konden delen en plannen voor de komende week.

Last weekend I exercised with a friend in the park. She weighed herself before and after exercising to measure her progress. We discussed which snack we would choose, because healthy eating is important. My friend said that she follows a vegetarian diet that is balanced. After exercising we weighed ourselves again and noticed that we had lost a little weight. I found it nice that we could share and plan our healthy habits together for the coming week.

Verb Tables

Sporten - To exercise

Onvoltooid verleden tijd

ik sportte
jij sportte
hij/zij/het sportte
wij sportten
jullie sportten
zij sportten

Wegen - To weigh

Onvoltooid verleden tijd

ik woog
jij woog
hij/zij/het woog
wij wogen
jullie wogen
zij wogen

Bespreken - To discuss

Onvoltooid verleden tijd

ik besprak
jij besprak
hij/zij/het besprak
wij bespraken
jullie bespraken
zij bespraken

Vinden - To find

Onvoltooid verleden tijd

ik vond
jij vond
hij/zij/het vond
wij vonden
jullie vonden
zij vonden

Exercise 6: Betrekkelijke voornaamwoorden (die, dat, wat, wie)

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Relative pronouns (die, dat, wat, wie)

Show translation Show answers

Wie, wat, die, dat

De vegetarische soep ... ik kookte was erg lekker.

Het tussendoortje ... ik at was een banaan.

Hij eet alles ... hij lekker vindt.

Ze is een persoon ... gezond eten belangrijk vindt.

Iets ... gezond is, is meestal ook lekker.

De mensen ... sporten, voelen zich fitter.

... gezond leeft, voelt zich vaak beter.

Het frisdrankje ... zij bestelt, is ongezond.

Grammar Share Copied!

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A2.25.1 Grammatica

Betrekkelijke voornaamwoorden (die, dat, wat, wie)

Relative pronouns (die, dat, wat, wie)

Verb conjugation tables for this lesson

Student worksheet

Share Copied!

Sporten to sport Share Copied!

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Dutch	English
(ik) sportte	I sported
(jij) sportte/sporttest	you sported
(hij/zij/het) sportte	he/she/it sported
(wij) sportten	we sported
(jullie) sportten	you sported
(zij) sportten	they sported

Exercises and examples phrases

Wegen to weigh Share Copied!

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Dutch	English
(ik) woog	I weighed
(jij) woog/woogde	you weighed
(hij/zij/het) woog	he/she/it weighed
(wij) wogen	we weighed
(jullie) wogen	you weighed
(zij) wogen	they weighed

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

Learn About Healthy Food and Habits

This lesson focuses on gaining practical Dutch language skills while exploring the theme of healthy food and habits. You will learn how to use relative pronouns like die, dat, wat, wie in everyday conversations related to nutrition, shopping, and lifestyle. The content is set at the A2 level, suitable for elementary Dutch learners expanding their vocabulary and grammar for real-life situations.

Key Topics Covered

Discussing favorite healthy foods using relative pronouns (e.g., "de groenten die..." – the vegetables that...)
Planning weekly menus and shopping for nutritious ingredients
Talking about healthy and less healthy habits with friends
Practicing past tense verb conjugations related to sports and food actions (e.g., sportte, woog, besprak)

Examples and Highlights

You will engage with dialogues such as:

"Welk fruit eet jij het liefst als tussendoortje?" (Which fruit do you prefer to eat as a snack?)
"De tijd die ik voor de televisie zit, is vaak te lang." (The time I spend in front of the TV is often too long.)

The lesson includes practical tasks like discussing healthy meals, vocabulary for supermarket shopping, and advice exchanges on exercise and nutrition. Additionally, verb exercises help strengthen your knowledge of past simple tense forms crucial for storytelling and describing routines.

Language Note: Differences and Useful Phrases

Relative pronouns in Dutch differ from English in use and placement. For example, Dutch uses die and dat depending on the gender and number of the noun it refers to, whereas English uses "that" more generally. The pronoun wat often translates to "what" but is also used as a relative pronoun referring to things or abstract ideas. Important phrases include:

De groenten die ik lekker vind – The vegetables that I like
Het ontbijt dat ik eet – The breakfast that I eat
Wat ik belangrijk vind – What I find important
Wie vaak sport – Those who often exercise

Understanding these differences helps you form natural sentences while discussing everyday topics related to health and lifestyle in Dutch.

Vocabulary (13)

Student worksheet

Share Copied!

Exercises

Student worksheet

Share Copied!