Deze les leert het gebruik van 'er' om aanwezigheid aan te geven, bijvoorbeeld in 'Er is een stoel,' en 'daar' om locatie te noemen, zoals in 'Daar ligt mijn jas.'
- « Er » indique la présence de quelque chose, comme dans « Er is een stoel. »
- 'Daar' renvoie à un lieu spécifique, comme dans 'Daar staat de tafel.'
- 'Er' est souvent utilisé comme représentant dans des phrases avec un sujet indéfini.
| Er is + onbepaald lidwoord | Er is een stoel in de kamer. (Il y a une chaise dans la pièce.) |
| Er zijn + meervoud | Er zijn 2 slaapkamers. (Il y a 2 chambres.) |
| Daar + werkwoord + onderwerp | Daar ligt mijn jas. (Là se trouve mon manteau.) Daar woont mijn oma. (Là habite ma grand-mère.) |
Exercice 1: Gebruik van 'er' en 'daar'
Instruction: Remplissez le mot correct.
Er, er, daar
1.
In de woonkamer staat een bank, maar ... is geen tafel.
(Dans le salon, il y a un canapé, mais il n’y a pas de table.)
2.
De trap leidt naar boven, ... is de slaapkamer.
(L'escalier mène en haut, là est la chambre à coucher.)
3.
Ze werkt ... vier dagen per week.
(Elle y travaille quatre jours par semaine.)
4.
Wij wonen ..., vlakbij het station.
(Nous habitons là, près de la gare.)
5.
... is een mooie tuin achter het huis.
(Il y a un beau jardin derrière la maison.)
6.
... zijn veel winkels in deze buurt.
(Il y a beaucoup de magasins dans ce quartier.)
Exercice 2: Choix multiple
Instruction: Choisissez la bonne solution
1. ___ is een bed in de slaapkamer.
(___ y a un lit dans la chambre.)2. ___ staat de kast naast het raam.
(___ l'armoire est à côté de la fenêtre.)3. ___ zijn drie stoelen aan de tafel.
(___ y a trois chaises à la table.)4. ___ hangt een schilderij aan de muur.
(___ un tableau est accroché au mur.)5. ___ is geen lamp in deze kamer.
(___ n'y a pas de lampe dans cette pièce.)6. ___ woont mijn tante op de tweede verdieping.
(___ habite ma tante au deuxième étage.)
