Vue d'ensemble de la grammaire néerlandaise

Trouvez des tableaux de grammaire néerlandaise, des exercices, des fiches et des présentations optimisés pour une utilisation lors des cours de conversation.

  • Grammaire appliquée
  • Fiches de travail et exercices
  • Audio et vidéo

Inscrivez-vous maintenant !

A1.1.2: Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…) (Pronoms personnels (ik, jij, hij, …))

Type: Pronoms
Chapitre: Groeten en afscheid (Salutations et adieux)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.2.2: Het alfabet en de uitspraak (L’alphabet et la prononciation)

Type: Alphabet
Chapitre: Je naam zeggen (Dire ton nom)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.3.2: Bepaalde en onbepaalde lidwoorden (de, het, een) (Articles définis et indéfinis (de, het, een))

Type: Articles
Chapitre: Waar kom je vandaan? (D'où venez-vous?)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.3.3: Het zelfstandig naamwoord (enkelvoud & meervoud) (Le nom (singulier et pluriel))

Type: Noms
Chapitre: Waar kom je vandaan? (D'où venez-vous?)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.4.2: Hoofdtelwoorden (Nombres cardinaux)

Type: Nombres
Chapitre: Cijfers en tellen (Chiffres et comptage)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.5.2: De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn,...) (Les pronoms possessifs (mijn, jouw, zijn, ...))

Type: Pronoms
Chapitre: Familie (Famille)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.6.2: Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer) (Mots interrogatifs (hoe, combien, où, quand))

Type: Des questions
Chapitre: Je leeftijd zeggen (Dire ton âge)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.7.2: Vraagwoorden (wie, wat, welk(e)) (Mots interrogatifs (wie, wat, welk(e)))

Type: Des questions
Chapitre: Beroepen en studies (Métiers et études)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.8.2: Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden (Présent de l'indicatif : verbes réguliers)

Type: Verbes
Chapitre: Adres en contactgegevens (Adresse et coordonnées)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.8.3: Hoofdzinnen en ja/nee-vragen (Phrases principales et questions par oui/non)

Type: Des questions
Chapitre: Adres en contactgegevens (Adresse et coordonnées)
Niveau: A1
Module 1 (A1): Jezelf voorstellen (Se présenter)

A1.9.2: Voorzetsels van tijd (in, om, op, voor,...) (Prépositions de temps (in, om, op, voor,...))

Type: Prépositions
Chapitre: Dagen van de week en dagdelen (Jours de la semaine et parties de la journée)
Niveau: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Des heures aux saisons)

A1.10.2: Onpersoonlijke werkwoorden (verbes impersonnels)

Type: Verbes
Chapitre: Het weer (La météo)
Niveau: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Des heures aux saisons)

A1.11.2: Rangtelwoorden (Nombres ordinaux)

Type: Nombres
Chapitre: Rangtelwoorden (Nombres ordinaux)
Niveau: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Des heures aux saisons)

A1.12.2: Toekomende tijd met 'gaan' (Temps futur avec 'gaan')

Type: Verbes
Chapitre: Seizoenen, maanden en delen van het jaar (Saisons, mois et parties de l'année)
Niveau: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Des heures aux saisons)

A1.13.2: Hoe zeg je de tijd? (Comment dit-on l'heure ?)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Hoe laat is het? De klok lezen. (Dire l'heure et lire l'horloge)
Niveau: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Des heures aux saisons)

A1.14.2: Hoe formuleer je de datum? (Comment formuler la date ?)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Kalenderdata en feestdagen (Dates du calendrier et jours fériés)
Niveau: A1
Module 2 (A1): Van uren tot seizoenen (Des heures aux saisons)

A1.15.2: Nevenschikkende voegwoorden (en, maar, of, want) (Conjonctions de coordination (en, maar, of, want))

Type: Conjonction
Chapitre: Dagelijks eten (Nourriture quotidienne)
Niveau: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Au jour le jour)

A1.16.2: Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren) (Verbes pronominaux (zich wassen, zich scheren))

Type: Verbes
Chapitre: Dagelijkse routines (Routine quotidienne)
Niveau: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Au jour le jour)

A1.17.2: Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen) (Les verbes modaux (moeten, kunnen, mogen))

Type: Verbes
Chapitre: Koken en bakken (Cuisine et pâtisserie)
Niveau: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Au jour le jour)

A1.18.2: De uitspraak van ui, ou, eu, oe (La prononciation de ui, ou, eu, oe)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Dingen vragen (Demander des choses)
Niveau: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Au jour le jour)

A1.19.2: Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...) (Adverbes de quantité (veel, weinig, genoeg,...))

Type: Les adverbes
Chapitre: Prijzen en geld (Prix et argent)
Niveau: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Au jour le jour)

A1.20.2: Uitspraak van 'e', 'ee' en 'e' (Prononciation de 'e', 'ee' et 'e')

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Boodschappen doen (Faire les courses)
Niveau: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Au jour le jour)

A1.21.2: Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...) (Pronoms personnels : objet (mij, jou, hem, ...))

Type: Pronoms
Chapitre: In de kledingwinkel (Au magasin de vêtements)
Niveau: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Au jour le jour)

A1.22.2: Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden (Verbes irréguliers couramment utilisés)

Type: Verbes
Chapitre: Lichaamsdelen (Parties du corps)
Niveau: A1
Module 3 (A1): Dag tot dag (Au jour le jour)

A1.23.2: Bijvoeglijke naamwoorden (Adjectifs)

Type: Adjectifs
Chapitre: Fysiek en uiterlijk (Apparence physique)
Niveau: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Décrire des objets et des personnes)

A1.24.2: Het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren (Exprimer des préférences et des désapprobations)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Kleuren (Couleurs)
Niveau: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Décrire des objets et des personnes)

A1.25.2: Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,... (Prépositions Om, door, aan, naar, met,...)

Type: Prépositions
Chapitre: Emoties en gevoelens (Émotions et sentiments)
Niveau: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Décrire des objets et des personnes)

A1.26.2: Trappen van vergelijking (Degrés de comparaison)

Type: Adjectifs
Chapitre: Zintuigen en waarnemen (Sens et perception)
Niveau: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Décrire des objets et des personnes)

A1.27.2: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat) (Pronoms démonstratifs (deze, die, dit, dat))

Type: Pronoms
Chapitre: Vormen en figuren (Toutes sortes de formes)
Niveau: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Décrire des objets et des personnes)

A1.28.2: Negatie (négation)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Karakter en persoonlijkheid (Caractère et personnalité)
Niveau: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Décrire des objets et des personnes)

A1.29.2: Verkleinwoorden (Diminutifs)

Type: Noms
Chapitre: Fysieke toestanden en sensaties (États physiques et sensations)
Niveau: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Décrire des objets et des personnes)

A1.30.2: Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,... (Adverbes Anders, graag, zo, heel,...)

Type: Les adverbes
Chapitre: Ziekte en pijn (Maladie et douleur)
Niveau: A1
Module 4 (A1): Objecten en mensen beschrijven (Décrire des objets et des personnes)

A1.31.2: Gebruik van 'er' en 'daar' (Utilisation de 'er' et 'daar')

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Ons huis (Notre maison)
Niveau: A1
Module 5 (A1): Thuis (À la maison)

A1.32.2: Uitspraak van \"sch\", \"ch\", \"g\" (Prononciation de "sch", "ch", "g")

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Meubilair (Meubles)
Niveau: A1
Module 5 (A1): Thuis (À la maison)

A1.33.2: Voorzetsels van plaats (aan, in, onder,...) (Prépositions de lieu (aan, in, onder,...))

Type: Prépositions
Chapitre: Servies (Vaisselle)
Niveau: A1
Module 5 (A1): Thuis (À la maison)

A1.34.2: Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal) (Pronoms indéfinis (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal))

Type: Pronoms
Chapitre: Huishoudelijke apparaten (Appareils ménagers)
Niveau: A1
Module 5 (A1): Thuis (À la maison)

A1.35.2: Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook (Relier les phrases avec dus, omdat, want, ook)

Type: Conjonction
Chapitre: Huisvesting en accommodatie (Logement et hébergement)
Niveau: A1
Module 5 (A1): Thuis (À la maison)

A1.36.2: Zijn aan het + infinitief (Être en train de + infinitif)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Kamerplanten en tuinplanten (Plantes d'intérieur et de jardin)
Niveau: A1
Module 5 (A1): Thuis (À la maison)

A1.37.2: Uitspraak van 'ij' en 'ei' (Prononciation de 'ij' et 'ei')

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Jouw huisdieren (Vos animaux de compagnie)
Niveau: A1
Module 5 (A1): Thuis (À la maison)

A1.38.2: Het voltooid deelwoord met hebben/zijn (Le participe passé avec avoir/être)

Type: Verbes
Chapitre: Dagelijkse diensten (Services quotidiens)
Niveau: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (La ville et le village)

A1.39.2: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord (Participe passé comme adjectif)

Type: Adjectifs
Chapitre: Eten bestellen en uit eten gaan (Commander de la nourriture et dîner au restaurant)
Niveau: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (La ville et le village)

A1.40.2: Bijwoorden van frequentie (soms, vaak, nooit, ...) (Adverbes de fréquence (soms, vaak, nooit, ...))

Type: Les adverbes
Chapitre: Sport en beweging (Sports et exercice)
Niveau: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (La ville et le village)

A1.41.2: Bijwoorden van tijd (nu, dan, morgen...) (Adverbes de temps (nu, dan, morgen...))

Type: Les adverbes
Chapitre: Hobby's beschrijven (Décrire les loisirs)
Niveau: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (La ville et le village)

A1.42.2: Voorzetsels van richting ( door, langs, naar, ...) (Prépositions de direction (door, langs, naar, ...))

Type: Prépositions
Chapitre: Transport (Transport)
Niveau: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (La ville et le village)

A1.43.2: Gebiedende wijs (impératif)

Type: Verbes
Chapitre: Routebeschrijving vragen en geven (Demander et donner des directions)
Niveau: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (La ville et le village)

A1.44.2: Gebruik van zullen (voorstel, belofte, waarschijnlijkheid) (Utilisation de zullen (proposition, promesse, probabilité))

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Vrijdagavond uit (Sortie du vendredi soir)
Niveau: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (La ville et le village)

A1.45.2: Woorden met een trema (Mots avec un tréma)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Muziek en kunst (Musique et art)
Niveau: A1
Module 6 (A1): De stad en het dorp (La ville et le village)

A2.42.2: Indirecte rede (discours indirect)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Organisatie en delegatie (Organisation et délégation)
Niveau: A1
Module 6 (A2): Op het werk (Au travail)

A2.1.2: Werkwoorden met '(om) te', 'laten' en 'aan het' (Verbes avec '(om) te', 'laten' et 'aan het')

Type: Verbes
Chapitre: Vakantieplannen (Des plans de vacances)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.2.2: Wanneer geen artikel gebruiken (Quand ne pas utiliser d'article)

Type: Articles
Chapitre: Je bagage pakken (Faire vos valises)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.3.2: Onregelmatige vergelijkingen (comparaisons irrégulières)

Type: Adjectifs
Chapitre: Boek uw accommodatie (Réservez votre hébergement)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.4.2: Algemene zinsbouw (Syntaxe générale)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Op het vliegveld en in het vliegtuig. (À l'aéroport et dans l'avion.)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.4.3: Voorzetselgroep (groupe prépositionnel)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Op het vliegveld en in het vliegtuig. (À l'aéroport et dans l'avion.)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.5.2: Verschil tussen heel, zeer en veel" (Différence entre heel, zeer et veel)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Transport huren (Louez votre moyen de transport)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.6.2: Het meewerkend voorwerp (le complément d'objet indirect)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Op hotel (À l'hôtel)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.7.2: Voltooid deelwoord: sterke en zwakke werkwoorden (Participe passé : verbes forts et faibles)

Type: Verbes
Chapitre: Als toerist in de stad (En tant que touriste dans la ville)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.8.2: Onregelmatige voltooid deelwoorden (Participe passé irrégulier)

Type: Verbes
Chapitre: Vakantieramp? (Une catastrophe de vacances ?)
Niveau: A2
Module 1 (A2): Reizen: op avontuur! (Voyager : en pleine nature !)

A2.9.2: Onvoltooid verleden tijd: zwakke werkwoorden (Imparfait : verbes faibles)

Type: Verbes
Chapitre: Papierwerk en bureaucratie (Paperasserie et bureaucratie)
Niveau: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Société et gouvernement)

A2.10.2: Onvoltooid verleden tijd: regelmatige werkwoorden met klankverandering (Imparfait : verbes réguliers avec changement de son)

Type: Verbes
Chapitre: Heb je het nieuws gehoord? (As-tu entendu les nouvelles ?)
Niveau: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Société et gouvernement)

A2.11.2: Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden (imparfait : verbes forts)

Type: Verbes
Chapitre: Hulpdiensten (Services d'urgence)
Niveau: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Société et gouvernement)

A2.12.2: Onvoltooid verleden tijd: onregelmatige werkwoorden (imparfait : verbes irréguliers)

Type: Verbes
Chapitre: Mijn tijd op school (Mon temps à l'école)
Niveau: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Société et gouvernement)

A2.13.2: Wensen uitdrukken met de onvoltooid verleden tijd (Exprimer des souhaits avec l'imparfait)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Bij de bank (À la banque)
Niveau: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Société et gouvernement)

A2.14.2: Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week) (Indications de temps avec onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week))

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Universitaire opleiding (Diplôme universitaire)
Niveau: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Société et gouvernement)

A2.15.2: Voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd? (Présent perfect ou imparfait ?)

Type: Verbes
Chapitre: De regering en verkiezingen (Le gouvernement et les élections)
Niveau: A2
Module 2 (A2): Maatschappij en overheid (Société et gouvernement)

A2.16.2: Toekomende tijd (zullen, gaan) (Le futur (zullen, gaan))

Type: Verbes
Chapitre: Naar een concert gaan (Aller à un concert)
Niveau: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Projets du week-end)

A2.17.2: De reële voorwaarde (la condition réelle)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Vrienden bezoeken (Rendre visite à des amis)
Niveau: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Projets du week-end)

A2.18.2: Samengestelde zelfstandige naamwoorden (noms composés)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Bezoek het platteland (Visiter la campagne)
Niveau: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Projets du week-end)

A2.18.3: Onbepaalde telwoorden (veel, weinig, wat) (nombres indéfinis (beaucoup, peu, quelque, ...))

Type: Nombres
Chapitre: Bezoek het platteland (Visiter la campagne)
Niveau: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Projets du week-end)

A2.19.2: Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars) (Pronom réciproque (elkaar, elkaars))

Type: Pronoms
Chapitre: Op de camping (Au camping)
Niveau: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Projets du week-end)

A2.20.2: Onbepaalde voornaamwoorden (zoals iemand, niemand, alles) (Pronoms indéfinis (comme quelqu'un, personne, tout))

Type: Pronoms
Chapitre: Familie-uitje naar de dierentuin (Sortie en famille au zoo)
Niveau: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Projets du week-end)

A2.20.3: Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden (Usage autonome des pronoms démonstratifs)

Type: Pronoms
Chapitre: Familie-uitje naar de dierentuin (Sortie en famille au zoo)
Niveau: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Projets du week-end)

A2.21.2: Zinsbouw: inversie (Construction de phrase : inversion)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Op zondag een wandeling maken. (Faire une promenade le dimanche.)
Niveau: A2
Module 3 (A2): Weekendplannen (Projets du week-end)

A2.22.2: Tijdsbepalingen: voordat, nadat, als, wanneer (Expressions temporelles : avant que, après que, si, quand)

Type: Les adverbes
Chapitre: Persoonlijke hygiëne (Hygiène personnelle)
Niveau: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Mode de vie)

A2.23.2: Meervoud van zelfstandig naamwoord (Pluriel du nom)

Type: Noms
Chapitre: Hobbylessen (Cours de loisirs)
Niveau: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Mode de vie)

A2.24.2: Uitzonderingen bij het meervoud (Exceptions au pluriel)

Type: Noms
Chapitre: Afhaalmaaltijden (Repas à emporter)
Niveau: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Mode de vie)

A2.25.2: Betrekkelijke voornaamwoorden (die, dat, wat, wie) (Pronoms relatifs (die, dat, wat, wie))

Type: Pronoms
Chapitre: Gezonde voeding en gewoontes (Alimentation et habitudes saines)
Niveau: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Mode de vie)

A2.26.2: Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e (Adjectif avec ou sans -e)

Type: Adjectifs
Chapitre: (Duurzaam) vervoer (Transport (durable))
Niveau: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Mode de vie)

A2.27.2: Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord (Verbes forts : imparfait et participe passé)

Type: Verbes
Chapitre: Kledingstijlen en mode (Styles de vêtements et mode)
Niveau: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Mode de vie)

A2.28.2: Tijdsuitdrukkingen (deze week, een tijd geleden, ...) (Expressions temporelles (deze week, een tijd geleden, ...))

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Oefening en levensstijl (Exercice et style de vie)
Niveau: A2
Module 4 (A2): Levensstijl (Mode de vie)

A2.29.2: Onvoltooid verleden toekomende tijd (futur antérieur imparfait)

Type: Verbes
Chapitre: Bij de makelaar (Chez l'agent immobilier)
Niveau: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Ménage quotidien)

A2.30.2: De irreële voorwaarde (La condition irréelle)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: In de bibliotheek (À la bibliothèque)
Niveau: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Ménage quotidien)

A2.31.2: Advies geven (Donner des conseils)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Bucketlist (Liste de choses à faire)
Niveau: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Ménage quotidien)

A2.32.2: Wensen, beleefdheid en suggesties met onvoltooid verleden toekomende tijd (Souhaits, politesse et suggestions avec onvoltooid verleden toekomende tijd)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Gezinsplannen (Plans familiaux)
Niveau: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Ménage quotidien)

A2.33.2: Bijwoorden: binnenkort, pas, misschien, graag, anders (Adverbes : binnenkort, pas, misschien, graag, anders)

Type: Les adverbes
Chapitre: Mijn eigen bedrijf (Ma propre entreprise)
Niveau: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Ménage quotidien)

A2.34.2: Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden (Conjonctions de coordination et conjonctions de subordination)

Type: Conjonction
Chapitre: Met pensioen gaan (Être à la retraite)
Niveau: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Ménage quotidien)

A2.35.2: Voorzetsels binnen, rond, tegen, vanuit (Prépositions binnen, rond, tegen, vanuit)

Type: Prépositions
Chapitre: Lokale diensten en winkels (Services et commerces de proximité)
Niveau: A2
Module 5 (A2): Dagelijks huishouden (Ménage quotidien)

A2.36.2: Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e)) (Pronoms interrogatifs (wie, wat, welk(e)))

Type: Pronoms
Chapitre: Van postkantoor naar e-mail (De la poste au courrier électronique)
Niveau: A2
Module 6 (A2): Op het werk (Au travail)

A2.37.2: Scheidbare werkwoorden (verbes séparables)

Type: Verbes
Chapitre: Op zoek naar een baan (À la recherche d'un emploi)
Niveau: A2
Module 6 (A2): Op het werk (Au travail)

A2.38.2: Vraagzin (Phrase interrogative)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Sollicitatiegesprek (Entretien d'embauche)
Niveau: A2
Module 6 (A2): Op het werk (Au travail)

A2.39.2: Woordvolgorde in gebiedende wijs (Ordre des mots à l'impératif)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Teamwerk (Travail en équipe)
Niveau: A2
Module 6 (A2): Op het werk (Au travail)

A2.40.2: Akkoord en niet akkoord uitdrukken (Exprimer son accord et son désaccord)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Kantoor en vergaderingen (Bureau et réunions)
Niveau: A2
Module 6 (A2): Op het werk (Au travail)

A2.41.2: Je mening geven (Donner ton avis)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Meningen en onderhandelingen (Avis et négociations)
Niveau: A2
Module 6 (A2): Op het werk (Au travail)

A2.43.2: Passieve zinnen (Phrases passives)

Type: Phrases / combinaison de mots
Chapitre: Thuiswerken of op kantoor? (Travail à distance ou au bureau ?)
Niveau: A2
Module 6 (A2): Op het werk (Au travail)