10K+ studenti - 4.8/5
Impara con un insegnante Materiali didattici inclusi Esercitati nella conversazione
eze video legt uit waarom sommige mensen makkelijk slank blijven en anderen sneller aankomen, door genen, metabolisme en gedrag.
Questo video spiega perché alcune persone rimangono facilmente magre mentre altre ingrassano più rapidamente, a causa dei geni, del metabolismo e del comportamento.

Esercizio 1: Comprensione orale

Istruzione: Guarda il video e riconosci il vocabolario. Poi rispondi alle domande qui sotto.

Parola Traduzione
Dik worden Diventare grasso
Aankomen Prendere peso
Dunne mensen Persone magre
Dikke mensen Persone grasse
Overgewicht Sovrappeso
Slank Snello
Lichaam Corpo

Esercizio 2: Dialogo

Istruzione: Leggi il dialogo e rispondi alle domande.

De man twijfelt over zijn uiterlijk en vraagt de vrouw om bevestiging.

L'uomo dubita del suo aspetto e chiede conferma alla donna.
1. Man: Wat denk je, schat? Hoe ziet mijn haar eruit? Is het niet te kort? (Che ne pensi, tesoro? Come sono i miei capelli? Non sono troppo corti?)
2. Vrouw: Nee, je ziet er goed uit. Je hebt mooi lang zwart haar. (No, stai bene. Hai dei bei capelli lunghi e neri.)
3. Man: Ik weet het niet. Ben ik niet te dik in deze broek? (Non lo so. Non sono troppo grasso con questi pantaloni?)
4. Vrouw: Je broek zit goed. Je bent niet te dik en ook niet te dun. (I tuoi pantaloni stanno bene. Non sei né troppo grasso né troppo magro.)
5. Man: Ik vind mijn T-shirt niet mooi en het is klein. Past het goed? (Non mi piace la mia maglietta e è piccola. Sta bene?)
6. Vrouw: Ja, je T-shirt is mooi en past bij je jeans. (Sì, la tua maglietta è bella e sta bene con i tuoi jeans.)
7. Man: Maar mijn jeans is te groot, of te wijd. Wat denk jij? (Ma i miei jeans sono troppo grandi, o troppo larghi. Cosa ne pensi?)
8. Vrouw: Die jeans zit goed. Het is niet te wijd. (Quei jeans stanno bene. Non sono troppo larghi.)
9. Man: Je hebt gelijk, maar ik weet het niet. (Hai ragione, ma non lo so.)
10. Vrouw: Wat is er? (Cosa c'è?)
11. Man: Ik wil er goed uitzien voor het feestje, begrijp je? (Voglio apparire bene per la festa, capisci?)
12. Vrouw: Je gedraagt je als een onzekere tiener! We moeten nu echt gaan. (Ti comporti come un adolescente insicuro! Dobbiamo proprio andare ora.)

Esercizio 3: Domande sul testo

Istruzione: Leggi il testo sopra e scegli la risposta corretta.

1. Wat vindt de man van zijn haar na het knippen?

(Cosa pensa l'uomo dei suoi capelli dopo il taglio?)

2. Wat zegt de vrouw over de broek van de man?

(Cosa dice la donna sui pantaloni dell'uomo?)

3. Hoe voelt de man zich over zijn T-shirt?

(Come si sente l'uomo riguardo alla sua maglietta?)

4. Waarom wil de man er goed uitzien?

(Perché l'uomo vuole apparire al meglio?)

Esercizio 4: Domande per iniziare una conversazione

Istruzione: Rispondi alle domande e correggi con il tuo insegnante.

  1. Wat vind jij belangrijk bij het kiezen van kleding voor een feest?
    2. Cosa trovi importante quando scegli i vestiti per una festa?
  2. Hoe troost jij iemand die zich zorgen maakt over zijn uiterlijk?
    3. Come conforti qualcuno che è preoccupato per il suo aspetto?
  3. Beschrijf de haarkleur en haarstijl van een familielid of vriend(in).
    4. Descrivi il colore dei capelli e lo stile di capelli di un familiare o amico/a.
  4. Wat vind jij mooie kenmerken van een kledingstuk dat goed past?
    5. Quali caratteristiche di un capo di abbigliamento che veste bene ti piacciono?