In questa lezione impari i pronomi personali olandesi come ik, jij, hij, en wij, essenziali per riferirsi alle persone come soggetti nelle frasi quotidiane.
- Prima persona: 'ik' per il singolare, 'wij' per il plurale.
- Seconda persona: 'jij' per l'informale, 'u' per il formale.
- Terza persona: 'hij' per il maschile, 'zij' per il femminile.
| Persoon (Persona) | Enkelvoud (Singolare) | Meervoud (plurale) |
|---|---|---|
| 1. | ik | wij / we |
| 2. | jij / je / u | jullie |
| 3. | hij / zij / ze | zij / ze |
| 3. (onzijdig) | het / 't |
Eccezioni!
- Usa je in situazioni informali invece di jij.
- Usa 'u' per situazioni di cortesia o formali.
- Il pronome neutro «het» si riferisce a cose o idee.
- Je, ze, en we non possono essere usati per il contrasto o per l'enfasi, come in: 'Wie heeft de afwas gedaan? Zij heeft dat gedaan, jij niet!'
Esercizio 1: Pronomi personali (ik, jij, hij,…)
Istruzione: Inserisci la parola corretta.
Hij, Zij, Ik, Wij, Het, U
1.
... woont in Rotterdam.
(Zij woont in Rotterdam.)
2.
... bent meneer Jansen, toch?
(U bent meneer Jansen, toch?)
3.
... zijn mijn vrienden.
(Zij zijn mijn vrienden.)
4.
... regent vandaag.
(Het regent vandaag.)
5.
... is tijd om te gaan.
(Het is tijd om te gaan.)
6.
... woon in Amsterdam.
(Ik woon in Amsterdam.)
7.
... gaan naar de markt.
(Wij gaan naar de markt.)
8.
... is mijn broer.
(Hij is mijn broer.)
Esercizio 2: Completamento del dialogo
Istruzione: Completa il dialogo con la soluzione corretta
1. ___ ga morgen naar mijn werk.
( ___ vado domani al mio lavoro.)2. ___ bent mijn nieuwe collega.
( ___ sei il mio nuovo collega.)3. ___ zegt dat hij morgen niet komt.
( ___ dice che domani non viene.)4. ___ kunt hier plaatsnemen, alstublieft.
( ___ può accomodarsi qui, per favore.)5. ___ beginnen de vergadering om negen uur.
( ___ iniziamo la riunione alle nove.)6. ___ gaat altijd heel vriendelijk met klanten om.
( ___ tratta sempre i clienti in modo molto gentile.)