Deze les behandelt het Duitse gebruik van „Es gibt" en „sein" om bestaan en locaties aan te geven. Leer het verschil tussen deze uitdrukkingen, met praktische voorbeelden zoals „Es gibt einen Garten" versus „Der Garten ist groß." Begrijp hoe „Es gibt" staat voor het bestaan van iets met de accusatief, terwijl „sein" gericht is op locatie en toestand. De les vergelijkt ook deze constructies met het Nederlands, zodat je ze correct kunt toepassen in dagelijks taalgebruik.
- Als je wilt uitdrukken dat iets bestaat → es gibt
- Wanneer je wilt uitdrukken waar of hoe iets is → zijn
Ausdruck (Uitdrukking) | Benutzung (Gebruik) | Beispiele (Voorbeelden) | |||
---|---|---|---|---|---|
„Es gibt“ | Existenz / Verfügbarkeit (Bestaan / beschikbaarheid) |
| |||
„Sein“ | Ort / Zustand (Plaats / toestand) |
|
Uitzonderingen!
- Bij „es gibt“ wordt altijd de accusatief gebruikt.
Oefening 1: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Es ___ ein Sofa im Wohnzimmer.
(Er ___ een bank in de woonkamer.)2. Der Esstisch ___ neben dem Fenster.
(De eettafel ___ naast het raam.)3. Es ___ einen Schreibtisch im Zimmer.
(Er ___ een bureau in de kamer.)4. Das Bett ___ unter dem Fenster.
(Het bed ___ onder het raam.)5. Es ___ drei Stühle im Esszimmer.
(Er ___ drie stoelen in de eetkamer.)6. Der Schrank ___ neben der Tür.
(De kast ___ naast de deur.)