Ein Interiordesigner zeigt wie man den Tisch richtig deckt, damit alles ordentlich und schön aussieht...
Een interieurontwerper laat zien hoe je de tafel correct dekt, zodat alles netjes en mooi oogt...

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Das Besteck Het bestek
Das Messer Het mes
Der Suppenlöffel De soeplepel
Die Gabel De vork
Der Dessertlöffel De dessertlepel
Das Weißweinglas Het witwijnglas
Das Rotweinglas Het roodwijnglas
Das Wasserglas Het waterglas

Oefening 2: Tekst

Instructie: 1. Lees de tekst in tweetallen. 2. Leer de zinnen uit het hoofd door de vertaling af te dekken.

Beim Decken des Tischs sollte man einige Dinge beachten.

Bij het dekken van de tafel moet je met een paar dingen rekening houden.
Beim Eindecken des Tisches arbeitet man von innen nach außen. (Bij het dekken van de tafel werk je van binnen naar buiten.)
Ihr legt zuerst das Messer auf die rechte Seite vom Teller. (Jullie leggen eerst het mes aan de rechterkant van het bord.)
Das Messer liegt etwa einen Daumen breit vom Tischset entfernt. (Het mes ligt ongeveer een duimbreedte van het placemat vandaan.)
Dann legt ihr das zweite, kleinere Messer für die Vorspeise daneben. (Dan leggen jullie het tweede, kleinere mes voor het voorgerecht ernaast.)
Als nächstes kommt der Suppenlöffel rechts neben die Messer. (Vervolgens komt de soeplepel rechts naast de messen.)
Auf der linken Seite liegt die Gabel für den Hauptgang. (Aan de linkerkant ligt de vork voor het hoofdgerecht.)
Danach legt ihr die Gabel für die Vorspeise neben die Hauptgabel. (Daarna leggen jullie de vork voor het voorgerecht naast de hoofdvork.)
Der Dessertlöffel liegt über dem Teller. (De dessertlepel ligt boven het bord.)
Man kann ein Weißweinglas oder ein Rotweinglas auf den Tisch stellen, wichtig ist, dass alle Gläser gleich sind. (Je kunt een witwijnglas of een roodwijnglas op tafel zetten, belangrijk is dat alle glazen gelijk zijn.)
Zum Schluss stellt ihr das Wasserglas dazu. (Tot slot zetten jullie het waterglas erbij.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Was legt man zuerst beim Eindecken des Bestecks auf die rechte Seite?

(Wat legt men als eerste bij het dekken van het bestek aan de rechterkant?)

2. Wo liegt die Gabel für den Hauptgang?

(Waar ligt de vork voor het hoofdgerecht?)

3. Welche Gläser kann man hinstellen, und was ist dabei wichtig?

(Welke glazen kun je neerzetten, en wat is daarbij belangrijk?)

4. Wo liegt der Dessertlöffel beim Tischdecken?

(Waar ligt de dessertlepel bij het dekken van de tafel?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Wie legst du das Besteck auf die rechte und linke Seite des Tisches?
  2. Hoe leg je het bestek aan de rechter- en linkerzijde van de tafel?
  3. Warum soll das Messer einen Daumen breit von den Tischsets entfernt liegen?
  4. Waarom moet het mes een duimbreedte van de placemats af liggen?
  5. Welches Glas stellst du am liebsten auf den Tisch und warum?
  6. Welk glas zet je het liefst op tafel en waarom?
  7. Was ist dir wichtig, wenn du den Tisch für Gäste deckst?
  8. Wat is voor jou belangrijk als je de tafel dekt voor gasten?