Leer de onregelmatige Franse werkwoorden «faire» (doen), «prendre» (nemen) en «dire» (zeggen) in hun basisvormen, zoals je fais, nous prenons en ils disent. Begrijp hun unieke vervoegingen voor dagelijks gebruik.
| Verbe: Faire | Verbe: Prendre | Verbe: Dire |
| Je fais (Ik maak) | Je prends (Ik neem) | Je dis (Ik zeg) |
| Tu fais (Je doet) | Tu prends (Je neemt) | Tu dis (Je zeg) |
| Il/ Elle/ On fait (Hij/ Zij/ Men doet) | Il/ Elle/ On prend (Hij/ Zij/ Men neemt) | Il/ Elle/ On dit (Hij/ Zij/ Men zegt) |
| Nous faisons (Wij maken) | Nous prenons (Wij nemen) | Nous disons (Wij zeggen) |
| Vous faites (U doet) | Vous prenez (U neemt) | Vous dites (U zegt) |
| Ils/ Elles font (Zij maken) | Ils/ Elles prennent (Ils/ Elles nemen) | Ils/ Elles disent (Zij zeggen) |
Uitzonderingen!
- De eerste lettergreep van het werkwoord "faire" in de tweede persoon meervoud wordt uitgesproken als /ə/.
Oefening 1: De onregelmatige werkwoorden: "Faire", "Prendre", "Dire"
Instructie: Vul het juiste woord in.
prends, prenons, fait, prennent, disent, fais, faites, dites
Oefening 2: Dialoog voltooiing
Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing
1. Je ___ mes courses à la pharmacie près de la station essence.
( Ik ___ mijn boodschappen bij de apotheek vlak bij het benzinestation.)2. Nous ___ le bus pour aller à l'école.
( Wij ___ de bus naar school.)3. Tu ___ souvent où se trouve la bibliothèque.
( Jij ___ vaak waar de bibliotheek is.)4. Ils ___ du sport au gymnase tous les samedis.
( Zij ___ in de sportschool elke zaterdag.)5. Vous ___ la rue à droite pour trouver la banque.
( U ___ de straat rechts om de bank te vinden.)6. Nous ___ bonjour au plombier quand il arrive.
( Wij ___ hallo tegen de loodgieter als hij aankomt.)