Leer de basis van alledaagse Franse diensten en onregelmatige werkwoorden zoals faire, prendre en dire. Ontwikkel praktische communicatieskills voor het vragen naar locaties en openingstijden van publieke en persoonlijke diensten. Oefen met zinnen, woordclusters en dialogen die je helpen in het Franse dagelijks leven.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (19) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik deze woorden volgens het type dienst dat ze aanduiden om ze beter te onthouden.
Services publics
Services personnels
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
La bibliothèque
De bibliotheek
2
Le caissier
De kassier
3
La station essence
Het tankstation
4
Un commerce
Een winkel
5
La police
De politie
Exercice 5: Gespreksoefening
Instruction:
- Wat heeft Eva vandaag gedaan? Waar is ze langsgekomen? (Wat heeft Eva vandaag gedaan? Waar is ze langsgekomen?)
- Waar ben je vandaag geweest? (Waar ben je vandaag geweest?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Eva est allée à la salle de sport ce matin. Eva is vanmorgen naar de sportschool gegaan. |
Ensuite, elle est passée à la boulangerie pour acheter de la nourriture. Daarna is ze langs de bakker gegaan om wat eten te kopen. |
Elle est passée devant la banque le soir. Ze is langs de bank gelopen in de avond. |
Je suis allé à l'hôpital aujourd'hui parce que j'y travaille comme médecin. Ik ben vandaag naar het ziekenhuis gegaan omdat ik daar als arts werk. |
Je suis allé à l'école ce matin à cause de mes enfants. Ik ben vanmorgen naar de school geweest vanwege mijn kinderen. |
Je suis allé à l'université et à la bibliothèque aujourd'hui. Ik ben vandaag naar de universiteit en de bibliotheek geweest. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Je ___ attention aux horaires de la bibliothèque.
(Ik ___ op de openingstijden van de bibliotheek.)2. Tu ___ la rue à gauche pour aller à la pharmacie.
(Je ___ de straat links om naar de apotheek te gaan.)3. Il ___ que la poste est ouverte jusqu’à 18 heures.
(Hij ___ dat het postkantoor geopend is tot 18 uur.)4. Nous ___ souvent des courses près de la station essence.
(Wij ___ vaak boodschappen dicht bij het tankstation.)Oefening 8: Diensten vinden in de stad
Instructie:
Werkwoordschema's
Faire - Doen
Présent
- Je fais
- Tu fais
- Il/Elle/On fait
- Nous faisons
- Vous faites
- Ils/Elles font
Prendre - Nemen
Présent
- Je prends
- Tu prends
- Il/Elle/On prend
- Nous prenons
- Vous prenez
- Ils/Elles prennent
Dire - Zeggen
Présent
- Je dis
- Tu dis
- Il/Elle/On dit
- Nous disons
- Vous dites
- Ils/Elles disent
Être - Zijn
Présent
- Je suis
- Tu es
- Il/Elle/On est
- Nous sommes
- Vous êtes
- Ils/Elles sont
Écouter - Luisteren
Présent
- J'écoute
- Tu écoutes
- Il/Elle/On écoute
- Nous écoutons
- Vous écoutez
- Ils/Elles écoutent
Oefening 9: Les verbes irréguliers : "Faire", "Prendre", "Dire"
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De onregelmatige werkwoorden: "Faire", "Prendre", "Dire"
Toon vertaling Toon antwoordenfais, disent, prends, prennent, dites, disons, faites, fait
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.38.2 Grammaire
Les verbes irréguliers : "Faire", "Prendre", "Dire"
De onregelmatige werkwoorden: "Faire", "Prendre", "Dire"
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Utiliser gebruiken Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') utilise | ik gebruik |
(tu) utilises | jij gebruikt |
(il/elle/on) utilise | hij/zij/men gebruikt |
(nous) utilisons | wij gebruiken |
(vous) utilisez | jullie gebruiken |
(ils/elles) utilisent | zij gebruiken |
Écouter luisteren Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') écoute | ik luister |
(tu) écoutes | jij luistert |
(il/elle/on) écoute | hij/zij/men luistert |
(nous) écoutons | wij luisteren |
(vous) écoutez | u luistert |
(ils/elles) écoutent | zij luisteren |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Ontdek alledaagse Franse diensten
Deze les helpt je basiskennis van Franse alledaagse diensten te ontwikkelen, gericht op het gebruik van belangrijke werkwoorden en vocabulaire die je in het dagelijks leven tegenkomt. Je leert waar je publieke en persoonlijke diensten kunt vinden, zoals la banque (de bank), la pharmacie (de apotheek) en le coiffeur (de kapper).
Belangrijke onregelmatige werkwoorden
De focus ligt op drie veelgebruikte Franse werkwoorden: faire (doen/maken), prendre (nemen) en dire (zeggen). Je maakt kennis met de vervoegingen in de tegenwoordige tijd en leert ze in praktische zinnen zoals Je fais mes courses à la pharmacie en Ils disent que le plombier est disponible aujourd’hui.
Communicatiestrategieën in dagelijkse situaties
Met behulp van dialoogkaarten oefen je hoe je informatie vraagt over openingstijden of locaties. Bijvoorbeeld, hoe je vraagt: Où est la pharmacie ? en antwoordt dat deze dichtbij het bureau de tabac ligt. Dit vergroot je zelfvertrouwen om in Franse omgevingen te communiceren.
Woordclusters en categorisering
Je leert onderscheid maken tussen services publics (publieke diensten) en services personnels (persoonlijke diensten), wat helpt om je woordenschat overzichtelijk op te bouwen en contextgericht te gebruiken.
Handige tips over Frans versus Nederlands
In tegenstelling tot het Nederlands worden Franse servicenamen vaak vrouwelijk of mannelijk, wat invloed heeft op het lidwoord. Het werkwoord faire wordt breed ingezet, vaak waar het Nederlands een ander werkwoord zou gebruiken, zoals ‘doen’ of ‘maken’. Bijvoorbeeld: Je fais mes courses betekent ‘Ik doe mijn boodschappen’. Dit gebruik is belangrijk om te onthouden bij conversaties.
Franse vragen die locaties betreffen, beginnen vaak met Où est (Waar is), vergelijkbaar met het Nederlandse “Waar is...?”. Daarnaast zijn de Franse openingstijden meestal strikt en duidelijk gecommuniceerd, een praktisch aspect om te leren voor dagelijks gebruik.