Wojciech Szczęsny jest obecnie jednym z najbardziej znanych polskich piłkarzy. Poznaj ciekawostkę o polskim bramkarzu.
Wojciech Szczęsny is momenteel een van de bekendste Poolse voetballers. Ontdek een leuk weetje over de Poolse doelman.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Cześć Hallo
Jak się nazywasz? Hoe heet je?
chłopak jongen
powiedzieć zeggen

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Anna jest dziennikarką sportową i przed meczem poznaje członków drużyny piłkarskiej Legia Warszawa

Anna is sportjournalist en maakt kennis met de leden van het voetbalteam Legia Warszawa voor de wedstrijd.
1. Adam: Dzień dobry! (Goedemorgen!)
2. Anna: Cześć! Możemy na ty? Jak masz na imię? (Hoi! Kunnen we elkaar tutoyeren? Hoe heet je?)
3. Adam: Jasne. Mam na imię Adam. (Natuurlijk. Ik heet Adam.)
4. Anna: Przepraszam, jest trochę głośno. Możesz powtórzyć? (Sorry, het is een beetje luid. Kun je het herhalen?)
5. Adam: Oczywiście! Nazywam się Adam Nowak. A ty? (Zeker! Ik heet Adam Nowak. En jij?)
6. Anna: Mam na imię Anna. (Ik heet Anna.)
7. Adam: Co u ciebie? (Hoe gaat het met je?)
8. Anna: Tak sobie, dużo pracuję. (Het gaat wel, ik werk veel.)
9. Adam: Rozumiem. O, już zaczyna się trening. Do zobaczenia! (Ik begrijp het. Oh, de training begint al. Tot ziens!)
10. Anna: Pa! (Doei!)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Jak Adam zaproponował, aby się do siebie zwracać?

(Hoe stelde Adam voor om elkaar aan te spreken?)

2. Co Anna powiedziała, gdy było bardzo głośno?

(Wat zei Anna toen het erg luid was?)

3. Jak Adam przedstawił swoje pełne nazwisko?

(Hoe stelde Adam zijn volledige achternaam voor?)

4. Co Anna odpowiedziała na pytanie "Co słychać?"?

(Wat antwoordde Anna op de vraag "Hoe gaat het?"?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Jak się nazywasz i czy możesz się przedstawić?
  2. Hoe heet je en kun je jezelf voorstellen?
  3. Jak zapytasz kogoś o imię, gdy chcesz przejść na "ty"?
  4. Hoe vraag je iemand om zijn/haar naam als je op 'jij' wilt overgaan?
  5. Co powiesz, jeśli jest bardzo głośno i nie usłyszysz imienia rozmówcy?
  6. Wat zeg je als het heel luid is en je de naam van je gesprekspartner niet hoort?
  7. Opowiedz krótką rozmowę, w której przedstawiasz się i pytasz nową osobę o imię.
  8. Vertel een kort gesprek waarin je jezelf voorstelt en aan een nieuw persoon vraagt hoe hij/zij heet.