Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Wijs de gegeven woorden toe aan de juiste categorieën: aanspreektitels en woorden gerelateerd aan het geven van een naam.
Tytuły grzecznościowe
Słowa związane z podawaniem imienia
Ćwiczenie 4: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Zeg de volledige naam en de achternaam van elke persoon. (Noem de volledige naam en de achternaam van elke persoon.)
- Speel een dialoog waarin je iemand naar hun naam vraagt en jezelf voorstelt. (Speel een dialoog waarin je iemand naar hun naam vraagt en jezelf voorstelt.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 5: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 6: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Jak się _____?
(Hoe heet _____?)2. _____ się Anna.
(_____ heet Anna.)3. Pan Kowalski _____ moim szefem.
(De heer Kowalski _____ mijn baas.)4. Jak _____ na imię twoja koleżanka?
(Hoe _____ jouw vriendin?)Oefening 7: Eerste ontmoeting op het werk
Instructie:
Werkwoordschema's
Przyjechać - Aankomen
Czas teraźniejszy
- ja przyjeżdżam
- ty przyjeżdżasz
- on/ona/ono przyjeżdża
- my przyjeżdżamy
- wy przyjeżdżacie
- oni/one przyjeżdżają
Poznać - Leren kennen
Czas teraźniejszy
- ja poznaję
- ty poznajesz
- on/ona/ono poznaje
- my poznajemy
- wy poznajecie
- oni/one poznają
Mówić - Zeggen
Czas teraźniejszy
- ja mówię
- ty mówisz
- on/ona/ono mówi
- my mówimy
- wy mówicie
- oni/one mówią
Odpowiadać - Antwoorden
Czas teraźniejszy
- ja odpowiadam
- ty odpowiadasz
- on/ona/ono odpowiada
- my odpowiadamy
- wy odpowiadacie
- oni/one odpowiadają
Rozmawiać - Praten
Czas teraźniejszy
- ja rozmawiam
- ty rozmawiasz
- on/ona/ono rozmawia
- my rozmawiamy
- wy rozmawiacie
- oni/one rozmawiają
Uczyć się - Leren
Czas teraźniejszy
- ja uczę się
- ty uczysz się
- on/ona/ono uczy się
- my uczymy się
- wy uczycie się
- oni/one uczą się
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.