Leer de Poolse toekomende tijd met de vorm „będzie” voor het voorspellen van het weer en toekomstige gebeurtenissen. Belangrijke woorden zijn onder andere: jutro (morgen), będzie (zal zijn), deszcz (regen), śnieg (sneeuw) en wiatr (wind).
  1. De vorm zal is de derde persoon enkelvoud van het werkwoord zijn in de toekomende tijd.
  2. Het komt voor in onpersoonlijke zinnen die onder andere weersverschijnselen in de toekomst beschrijven.
  3. Verbindt zich met zelfstandige naamwoorden, bijwoorden en infinitieven.
  4. Typische tijdsaanduidingen in dit soort zinnen zijn: jutro, pojutrze, w weekend, w poniedziałek, rano, wieczorem.
Określenie czasu (Tijdaanduiding)Forma przyszła (toekomende vorm)Pogoda (het weer)

jutro

pojutrze

w weekend

w przyszłym tygodniu / miesiącu / roku

wiosną / latem / jesienią / zimą

będzie  (zal zijn )

deszcz, śnieg, burza, wiatr, upał, mróz (regen, sneeuw, onweersbui, wind, hitte, vorst)

ciepło, zimno, pochmurno, ładnie (warm, koud, bewolkt, mooi)

padać deszcz / śnieg (regenen / sneeuwen)

wiać wiatr (waaien wind)

świecić słońce (de zon schijnen)

Oefening 1: Czas przyszły – forma „będzie”

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

wiosną, upał, przyszłym, weekend, pochmurno, będzie, śnieg, wiać

1.
Latem będzie ....
(In de zomer wordt het warm.)
2.
W ... miesiącu będzie zimno.
(Volgende maand wordt het koud.)
3.
Pojutrze ... padać deszcz.
(Overmorgen gaat het regenen.)
4.
W ten ..., w sobotę będzie świecić słońce.
(In dit weekend zal op zaterdag de zon schijnen.)
5.
W przyszłym tygodniu będzie ... silny wiatr.
(Volgende week zal er een sterke wind waaien.)
6.
W weekend będzie chłodno i ....
(Het wordt fris en bewolkt in het weekend.)
7.
W marcu, czyli ... będzie dużo słońca.
(In maart, dus in de lente, zal er veel zon zijn.)
8.
Zimą w Polsce czasem pada ....
(In de winter sneeuwt het soms in Polen.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Jutro ___ słonecznie i ciepło.

(Morgen ___ het zonnig en warm.)

2. W weekend ___ padał deszcz, więc weź parasol.

(In het weekend ___ het regenachtig, dus neem een paraplu mee.)

3. W poniedziałek ___ bardzo zimno i będzie wiatr.

(Maandag ___ het heel koud en het zal waaien.)

4. Pojutrze ___ burza i silne ulewy.

(Overmorgen ___ er een storm en zware regenbuien.)

5. Rano ___ chłodno, ale potem zrobi się cieplej.

('s Ochtends ___ het koel, maar daarna wordt het warmer.)

6. W przyszłym roku ___ dużo śniegu podczas zimy.

(Volgend jaar ___ er veel sneeuw tijdens de winter.)

Toekomende Tijd – de Vorm „będzie”

In deze les leer je de Poolse toekomende tijd, specifiek de vorm „będzie”. Deze vorm komt van het werkwoord być (zijn) in de derde persoon enkelvoud en wordt gebruikt om toekomstige gebeurtenissen aan te duiden, vooral bij het voorspellen of aangeven van weersomstandigheden.

Gebruik van „będzie”

De vorm będzie verschijnt vaak in onpersoonlijke zinnen die het weer of natuurverschijnselen beschrijven die in de toekomst zullen plaatsvinden. Het combineert met zelfstandige naamwoorden, bijwoorden en infinitieven om een duidelijke toekomstverwachting te geven.

Voorbeelden van tijdsaanduidingen

  • jutro (morgen)
  • pojutrze (overmorgen)
  • w weekend (in het weekend)
  • w przyszłym tygodniu / miesiącu / roku (volgende week / maand / jaar)
  • wiosną / latem / jesienią / zimą (lente / zomer / herfst / winter)

Weersgerelateerde woorden en uitdrukkingen

  • deszcz (regen)
  • śnieg (sneeuw)
  • burza (onweer)
  • wiatr (wind)
  • upał (hitte)
  • mróz (vorst)
  • ciepło (warm)
  • zimno (koud)
  • pochmurno (bewolkt)
  • ładnie (mooi, lekker weer)
  • padać deszcz / śnieg (regenen / sneeuwen)
  • wiać wiatr (waait de wind)
  • świecić słońce (schijnt de zon)

Belangrijke kenmerken van de toekomstvorm „będzie”

  • Derde persoon enkelvoud van być in de toekomende tijd
  • Vooral gebruikt in onpersoonlijke constructies
  • Verbindt zich met tijdsbepalingen en weerwoorden
  • Bv. „Jutro będzie słonecznie i ciepło.”

Verschillen tussen het Nederlands en Pools

In het Pools wordt voor de toekomende tijd van het werkwoord być een aparte vorm gebruikt (będzie). In het Nederlands gebruiken we meestal een hulpwerkwoord, zoals "zal" of "gaat", gevolgd door het hele werkwoord: bijvoorbeeld "het zal regenen" of "het gaat sneeuwen". Daarnaast zijn veel Poolse weeruitdrukkingen onpersoonlijk en staan ze zonder onderwerp, iets waarop het Nederlands vaak explicieter is.

Handige Poolse uitdrukkingen met Nederlandse equivalenten:

  • Jutro będzie słonecznie – Morgen wordt het zonnig
  • W weekend będzie padał deszcz – In het weekend zal het regenen
  • Po południu będzie wiatr – In de namiddag zal het waaien

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Joanna Majchrowska

Master Spaanse filologie

University of Lodz

University_Logo

Polen


Laatst bijgewerkt:

vrijdag, 17/10/2025 18:24