A2.2: Je bagage pakken

Pakowanie bagażu

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Ćwiczenie 1: Gespreksoefening

Instrukcja:

  1. Welke items moeten worden ingepakt voor welk type vakantie? (Welke spullen moeten worden ingepakt voor welk type vakantie?)
  2. Welk type koffer is het beste voor welk soort vakantie? (Welk type koffer is het beste voor welk type vakantie?)
  3. Pak je soms te veel en ga je over de limiet heen? (Pak je soms te veel in en ga je over de limiet heen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Bikini, kąpielówki i okulary przeciwsłoneczne to najlepszy wybór na wakacje nad morzem.

Een bikini, zwembroek en zonnebril zijn het beste voor een strandvakantie.

Zabieram małe przedmioty w bagażu podręcznym.

Ik neem kleine spullen mee in mijn handbagage.

Na dłuższe wakacje nadaję dodatkową walizkę lub czasem mały trolley.

Voor langere vakanties check ik een extra koffer in of soms een klein trolleyskje.

Biorę ze sobą mój plecak o pojemności 20 litrów z jak najmniejszą ilością rzeczy.

Ik neem mijn 20-liter rugzak mee met zo min mogelijk spullen.

Czy możesz przewozić płyny w bagażu podręcznym?

Mag je vloeistoffen meenemen in je handbagage?

Przekroczyłem limit wagowy dla bagażu podręcznego.

Ik ben over het gewichtslimiet van mijn handbagage gegaan.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Zanim wyjechałem, zawsze ____ najpotrzebniejsze rzeczy do małej walizki.

(Voordat ik vertrok, ____ ik altijd de belangrijkste dingen in een kleine koffer.)

2. ____ dużą walizkę, ponieważ chcę zabrać więcej ubrań na dłuższą podróż.

(____ een grote koffer, omdat ik meer kleding wil meenemen voor een langere reis.)

3. ____ wagę bagażu, ponieważ linie lotnicze mają ograniczenia dotyczące limitu kilogramów.

(____ het gewicht van de bagage, omdat luchtvaartmaatschappijen beperkingen hebben wat betreft het kilogramlimiet.)

4. Jeśli ____ limit, muszę dopłacić za nadbagaż na lotnisku.

(Als ik ____ de limiet overschrijd, moet ik bijbetalen voor overbagage op de luchthaven.)

Oefening 4: Bagage inpakken voor vakantie

Instructie:

Kiedy (Pakować - Czas teraźniejszy) walizkę na rodzinny wyjazd, zawsze (Sprawdzać - Czas teraźniejszy) listę potrzebnych rzeczy. Dziś (Brać - Czas teraźniejszy) dwie pary butów, kilka koszulek i okulary przeciwsłoneczne. Moje dzieci (Pomagać - Czas teraźniejszy) mi wybierać zabawki do bagażu podręcznego. Mój mąż zwykle (Przygotowywać - Czas teraźniejszy) dokumenty i pilnuje, żeby niczego nie zapomnieć. Zawsze (Pamiętać - Czas teraźniejszy) o ograniczeniach dotyczących bagażu, dlatego starannie wszystko układamy.


Wanneer ik mijn koffer voor een gezinsuitje inkoop (Inpakken - Tegenwoordige tijd), controleer ik altijd de lijst met benodigde spullen. Vandaag neem ik (Nemen - Tegenwoordige tijd) twee paar schoenen, enkele T-shirts en een zonnebril mee. Mijn kinderen helpen (Helpen - Tegenwoordige tijd) me bij het kiezen van speelgoed voor de handbagage. Mijn man bereidt (Voorbereiden - Tegenwoordige tijd) meestal de documenten voor en zorgt ervoor dat we niets vergeten. We onthouden (Onthouden - Tegenwoordige tijd) altijd de beperkingen met betrekking tot bagage, daarom leggen we alles zorgvuldig neer.

Werkwoordschema's

Pakować - Inpakken

Czas teraźniejszy

  • ja pakuję
  • ty pakujesz
  • on/ona/ono pakuje
  • my pakujemy
  • wy pakujecie
  • oni/one pakują

Sprawdzać - Controleren

Czas teraźniejszy

  • ja sprawdzam
  • ty sprawdzasz
  • on/ona/ono sprawdza
  • my sprawdzamy
  • wy sprawdzacie
  • oni/one sprawdzają

Brać - Nemen

Czas teraźniejszy

  • ja biorę
  • ty bierzesz
  • on/ona/ono bierze
  • my bierzemy
  • wy bierzecie
  • oni/one biorą

Pomagać - Helpen

Czas teraźniejszy

  • ja pomagam
  • ty pomagasz
  • on/ona/ono pomaga
  • my pomagamy
  • wy pomagacie
  • oni/one pomagają

Przygotowywać - Voorbereiden

Czas teraźniejszy

  • ja przygotowuję
  • ty przygotowujesz
  • on/ona/ono przygotowuje
  • my przygotowujemy
  • wy przygotowujecie
  • oni/one przygotowują

Pamiętać - Onthouden

Czas teraźniejszy

  • ja pamiętam
  • ty pamiętasz
  • on/ona/ono pamięta
  • my pamiętamy
  • wy pamiętacie
  • oni/one pamiętają

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏