A2.32: Gezinsplannen

Plany rodzinne

Ontdek hoe je in het Pools over familieplannen spreekt met nuttige woorden zoals 'rodzina' (familie), 'dzieci' (kinderen) en 'planować' (plannen). Deze les helpt je dagelijkse gesprekken over toekomstplannen en gezondheid in gezinscontext te voeren.

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Ćwiczenie 1: Gespreksoefening

Instrukcja:

  1. Wat is de volgende grote stap die (jouw partner en) jij wilt zetten? (Wat is de volgende grote stap die jij (en je partner) wilt zetten?)
  2. Zou je een gezin willen stichten? (Zou je graag een gezin willen stichten?)
  3. Zou je huisdieren willen hebben? Waarom wel of niet? (Zou je huisdieren willen hebben? Waarom of waarom niet?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Mój partner i ja pobieramy się w czerwcu.

Mijn partner en ik gaan in juni trouwen.

Nie mam partnera, ale moja najlepsza przyjaciółka i ja właśnie razem zamieszkaliśmy.

Ik heb geen partner, maar mijn beste vriend en ik zijn net samen gaan wonen.

Chciałabym/chciałbym wkrótce założyć rodzinę. Marzę o posiadaniu trójki dzieci.

Ik wil binnenkort een gezin stichten. Ik zou graag 3 kinderen willen hebben.

Nie chcę mieć dzieci w przyszłości. Mój partner i ja jesteśmy bardzo szczęśliwi bez nich.

Ik wil in de toekomst geen kinderen. Mijn partner en ik zijn heel gelukkig zonder hen.

Chciałbym mieć psa i dwa koty później. Dorastałem z zwierzętami i chciałbym tego samego dla moich dzieci.

Ik zou later graag een hond en twee katten willen hebben. Ik ben opgegroeid met huisdieren en ik zou hetzelfde willen voor mijn kinderen.

Posiadanie zwierzęcia to duża odpowiedzialność, a przy naszej pracy i dwójce dzieci nie mamy wystarczająco dużo czasu, aby opiekować się zwierzęciem.

Een huisdier is een grote verantwoordelijkheid en met ons werk en twee kinderen hebben we niet genoeg tijd om voor een huisdier te zorgen.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Jeśli mielibyśmy dzieci, to chcielibyśmy ____ blisko szkoły.

(Als we kinderen zouden hebben, zouden we graag ____ dicht bij de school wonen.)

2. Planujemy podróż do Gdańska, jeśli pogoda ____ .

(We plannen een reis naar Gdańsk, als het weer ____ .)

3. Gdybym miał więcej czasu, ____ rodzinę w Polsce częściej.

(Als ik meer tijd had, ____ ik mijn familie in Polen vaker.)

4. Maria powiedziała, że ____ mieszkanie, gdyby miała oszczędności.

(Maria zei dat ze ____ een appartement zou kopen als ze spaargeld had.)

Oefening 4: Gezinsplannen voor de toekomst

Instructie:

W ten weekend (Rozmawiać - Czas przeszły) z żoną o naszych planach na przyszłość. Chcielibyśmy kupić większe mieszkanie, bo nasza rodzina się powiększa. Myślę, że najlepszym miejscem będzie spokojna część miasta. Moje dzieci też (Marzyć - Czas teraźniejszy) o własnym pokoju i dużym ogrodzie. Jeśli wszystko pójdzie dobrze, (Zamieszkać - Czas przyszły) tam do końca roku. A Ty, jakie masz plany na najbliższe miesiące?


Dit weekend sprak ik met mijn vrouw over onze plannen voor de toekomst. We zouden graag een groter appartement willen kopen, omdat ons gezin groeit. Ik denk dat de rustige kant van de stad de beste plek zal zijn. Mijn kinderen dromen ook over een eigen kamer en een grote tuin. Als alles goed gaat, gaan we daar tegen het einde van het jaar wonen. En jij, wat zijn jouw plannen voor de komende maanden?

Werkwoordschema's

Rozmawiać - spreken

Czas przeszły

  • ja rozmawiałem/rozmawiałam
  • ty rozmawiałeś/rozmawiałaś
  • on/ona/ono rozmawiał/rozmawiała/rozmawiało
  • my rozmawialiśmy/rozmawiałyśmy
  • wy rozmawialiście/rozmawiałyście
  • oni/one rozmawiali/rozmawiały

Marzyć - dromen

Czas teraźniejszy

  • ja marzę
  • ty marzysz
  • on/ona/ono marzy
  • my marzymy
  • wy marzycie
  • oni/one marzą

Zamieszkać - wonen

Czas przyszły

  • ja zamieszkam
  • ty zamieszkasz
  • on/ona/ono zamieszka
  • my zamieszkamy
  • wy zamieszkacie
  • oni/one zamieszkają

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Lesoverzicht: Familierelaties en Plannen voor de Toekomst

In deze les leer je praten over je familierelaties en toekomstplannen in het Pools, met een focus op dagelijkse gesprekken en het uitdrukken van intenties en wensen. Het niveau is A2, geschikt voor beginnende leerlingen die hun spreek- en luistervaardigheid willen uitbreiden in praktische contexten.

Belangrijkste onderwerpen en vaardigheden

  • Vooruit plannen bespreken: bijvoorbeeld over het starten van een gezin, wonen, en gezondheid.
  • Familiegerelateerde woorden en uitdrukkingen: zoals rodzina (familie), dwoje dzieci (twee kinderen), adopcja (adoptie), małżeństwo (huwelijk), własny pokój (eigen kamer).
  • Bespreken van gezondheid in relatie tot gezinsplanning: inclusief medische termen en voorzorgsmaatregelen.
  • Verbuigings- en vervoegingsvormen van werkwoorden in verschillende tijden: met name de verleden, tegenwoordige en toekomstige tijd, in conditionele zinnen en planningscontexten.

Voorbeeldzinnen

  • „Planuję założyć rodzinę za dwa lata.” (Ik ben van plan een gezin te stichten over twee jaar.)
  • „Myślę o adopcji dziecka.” (Ik denk aan adoptie van een kind.)
  • „Chcielibyśmy mieszkać blisko szkoły.” (We zouden graag dicht bij een school wonen.)

Belangrijke grammatica

De les bevat oefeningen voor het correct vervoegen van werkwoorden zoals mieszkać, pozwolić, en odwiedzić in complexe zinnen met voorwaardelijke en toekomstige tijden. Bijvoorbeeld: Jeśli mielibyśmy dzieci, to chcielibyśmy mieszkać blisko szkoły.

Taalvergelijking Pools – Nederlands

In tegenstelling tot het Nederlands kent het Pools een uitgebreid systeem van naamvallen, wat zichtbaar wordt in termen als rodzina (familie) en dwoje dzieci (letterlijk "twee stuks kinderen" – een telwoord met specifieke verbuiging). Het gebruik van voorwaardelijke wijs en toekomende tijd in Poolse zinnen is vaak gecompliceerder dan in het Nederlands, waarbij werkwoordsvormen expliciet worden aangepast op basis van geslacht, getal en tijd. Een voorbeeld is het gebruik van de verleden tijdsvorm rozmawiałem (ik praatte – mannelijk) versus rozmawiałam (ik praatte – vrouwelijk), wat in het Nederlands niet gebeurt.

Enkele handige woorden en uitdrukkingen en hun Nederlandse equivalenten:

  • Planować: plannen
  • Założyć rodzinę: een gezin stichten
  • Marzyć o: dromen van / verlangen naar
  • Adopcja: adoptie
  • Ślub: huwelijk
  • Mieszkać: wonen
  • Dzieci: kinderen

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏