A2.34: Met pensioen gaan

Mieć zostać wycofany

Ontdek essentiële Poolse uitdrukkingen over het pensioenleven, zoals 'spędzać czas' (tijd doorbrengen), 'planować' (plannen) en 'aktywny na emeryturze' (actief met pensioen). Leer spreken over hobby's, gezondheid en toekomstplannen na pensionering.

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Ćwiczenie 1: Gespreksoefening

Instrukcja:

  1. Hoe lang werk je al en wanneer ga je met pensioen? (Hoe lang werk je al en wanneer ga je met pensioen?)
  2. Welke activiteiten blijf je doen als je met pensioen bent? (Welke activiteiten blijf je doen als je met pensioen bent?)
  3. Welke veranderingen ga je doorvoeren als je met pensioen gaat? Hoe ga je je vrije tijd besteden? (Welke veranderingen ga je maken als je met pensioen gaat? Hoe ga je je vrije tijd besteden?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Pracuję od 10 lat. Chcę przejść na emeryturę, gdy będę miał 60 lat.

Ik werk al 10 jaar. Ik wil met pensioen gaan als ik 60 ben.

Rozpocząłem pracę 5 lat temu. Nie wiem, kiedy przejdę na emeryturę.

Ik ben 5 jaar geleden met mijn baan begonnen. Ik weet niet wanneer ik met pensioen ga.

Chcę nadal uczyć się angielskiego i ćwiczyć codziennie.

Ik wil Engels blijven leren en elke dag oefenen.

Chcę nadal spotykać się z przyjaciółmi i ćwiczyć.

Ik wil mijn vrienden blijven ontmoeten en sporten.

Chcę podróżować do nowych miejsc i bardziej się zrelaksować.

Ik wil naar nieuwe plaatsen reizen en meer ontspannen.

Wezmę udział w zajęciach plastycznych i będę często odwiedzać moją rodzinę.

Ik zal kunstlessen volgen en vaak mijn familie bezoeken.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Po przejściu na emeryturę często ______ więcej czasu w domu.

(Na pensioen gaande ______ ik vaak meer tijd thuis door.)

2. Zamierzam codziennie ______ gazetę i spotykać się z przyjaciółmi.

(Ik ben van plan elke dag ______ de krant te lezen en met vrienden af te spreken.)

3. Gdybym miał więcej czasu, ______ się języka polskiego.

(Als ik meer tijd had, ______ ik Pools leren.)

4. Jeśli będę zdrowy, ______ często chodzić na spacery po parku.

(Als ik gezond ben, ______ ik vaak wandelen in het park.)

Oefening 4: Met pensioen zijn

Instructie:

Po przejściu na emeryturę Ania (Spędzać - Czas teraźniejszy) czas w ogrodzie i często (Czytać - Czas teraźniejszy) książki. Mój ojciec też (Planować - Czas teraźniejszy) zacząć więcej podróżować. My (Rozmawiać - Czas teraźniejszy) o tym, jak moglibyśmy spędzać więcej czasu razem. Ty także powinieneś (Zorganizować - Bezokolicznik) swoje plany na emeryturę, żeby cieszyć się życiem i rodziną.


Na het met pensioen gaan brengt Ania tijd door in de tuin en leest ze vaak boeken. Mijn vader is ook van plan om meer te reizen. Wij praten erover hoe we meer tijd samen zouden kunnen doorbrengen. Jij zou ook je plannen voor je pensioen moeten organiseren zodat je kunt genieten van het leven en je familie.

Werkwoordschema's

Spędzać - Tijd doorbrengen

Czas teraźniejszy

  • ja spędzam
  • ty spędzasz
  • on/ona/ono spędza
  • my spędzamy
  • wy spędzacie
  • oni/one spędzają

Czytać - Lezen

Czas teraźniejszy

  • ja czytam
  • ty czytasz
  • on/ona/ono czyta
  • my czytamy
  • wy czytacie
  • oni/one czytają

Planować - Plannen

Czas teraźniejszy

  • ja planuję
  • ty planujesz
  • on/ona/ono planuje
  • my planujemy
  • wy planujecie
  • oni/one planują

Rozmawiać - Praten

Czas teraźniejszy

  • ja rozmawiam
  • ty rozmawiasz
  • on/ona/ono rozmawia
  • my rozmawiamy
  • wy rozmawiacie
  • oni/one rozmawiają

Zorganizować - Organiseren

Bezokolicznik

  • zorganizować

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Lesoverzicht: Activiteiten en plannen na pensionering

Deze les richt zich op het spreken over het leven na pensionering. Je leert hoe je dagelijkse routines, hobby's en toekomstplannen kunt bespreken in het Pools, met specifieke aandacht voor werkwoordstijden en handige uitdrukkingen.

Belangrijke thema's

  • Gesprekken over pensionering: Dialogen met buurtbewoners en vrienden over veranderingen in het leven na het pensioen.
  • Gezondheid en lichaamsbeweging: Hoe je praat over sporten, wandelingen maken en voedingsadviezen na pensionering.
  • Vrijetijdsbesteding: Bespreken van hobby's zoals schilderen, gitaar spelen, reizen, tuinieren en taalcursussen.

Praktische taalvaardigheden

  • Gebruik van de tegenwoordige tijd en toekomende tijd om dagelijks leven en plannen te beschrijven, bijvoorbeeld:
    • spędzam (ik breng door)
    • zamierzam (ik ben van plan)
    • będę chodzić (ik ga lopen)
  • Conjunctief en voorwaardelijke wijs voor hypothetische situaties:
    • uczyłbym się (ik zou leren)
  • Veelvoorkomende uitdrukkingen zoals:
    • Po przejściu na emeryturę (na pensionering)
    • codziennie rano (elke ochtend)
    • planuję (ik plan)

Voorbeelden van nuttige woorden en uitdrukkingen

  • Spacerować – wandelen: chodzę na spacery (ik ga wandelen)
  • Czytać książki – boeken lezen: czytam książki (ik lees boeken)
  • Zapisanie się na kurs – inschrijven voor een cursus: zapiszę się na kurs
  • Dbac o zdrowie – voor gezondheid zorgen: chcę dbać o zdrowie

Verschillen tussen Pools en Nederlands

In het Pools worden werkwoorden duidelijk vervoegd voor persoon en tijd, waardoor je vaak expliciete vervoegingen ziet die in het Nederlands soms worden weggelaten. Bijvoorbeeld, in het Pools zeggen ze spędzam (ik breng door), terwijl het Nederlands vaak het onderwerp kan weglaten tenzij nadruk nodig is. Daarnaast gebruikt het Pools de toekomstvorm met het werkwoord być (zijn) als hulpwerkwoord: będę chodzić (ik zal gaan wandelen). In het Nederlands werk je eerder met hulpwerkwoorden zoals "zal" of de tegenwoordige tijd met tijdsaanduidingen.

Nuttige Nederlandse-Polse vergelijkingen:

  • Ik ga wandelen. - Będę chodzić na spacer.
  • Ik plan om een cursus te doen. - Zamierzam zapisać się na kurs.
  • Ik ben met pensioen. - Jestem na emeryturze.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏