Gesprek
1. | Ana: | ¡Hola! Me he caído en la playa, llamo este teléfono de emergencias para pedir ayuda. | (Hallo! Ik ben gevallen op het strand, ik bel dit noodtelefoonnummer om hulp te vragen.) Show |
2. | Paramédico: | Buenos días, ¿puede moverse o tiene mucho dolor? | (Goedemorgen, kunt u zich bewegen of heeft u veel pijn?) Show |
3. | Ana: | No puedo mover el pie, me duele mucho. | (Ik kan mijn voet niet bewegen, het doet erg pijn.) Show |
4. | Paramédico: | No se preocupe. Voy a mandar una ambulancia ahora mismo. | (Maakt u zich geen zorgen. Ik stuur meteen een ambulance.) Show |
5. | Ana: | Gracias. ¿Cuánto va a tardar hasta que llegan? | (Bedankt. Hoe lang duurt het tot ze arriveren?) Show |
6. | Paramédico: | No mucho. ¿Usted iba solo o con alguien cuando ha ocurrido el accidente? | (Niet veel. Was u alleen of met iemand toen het ongeluk gebeurde?) Show |
7. | Ana: | Iba con unos amigos, pero cuando he caído he pedido socorro y ellos me han ayudado a levantarme. | (Ik was met een paar vrienden, maar toen ik gevallen was, heb ik om hulp geroepen en zij hebben me geholpen om op te staan.) Show |
8. | Paramédico: | Tranquilo, la ambulancia ya viene. | (Rustig, de ambulance komt eraan.) Show |
9. | Ana: | ¿Vamos al hospital de Benidorm o a otro centro de salud? | (Gaan we naar het ziekenhuis van Benidorm of naar een ander gezondheidscentrum?) Show |
10. | Paramédico: | Vamos a llevarle a la sala de urgencias más cercana. | (We gaan u naar de dichtstbijzijnde spoedeisende hulp brengen.) Show |
11. | Ana: | ¿Debo llamar a la Seguridad Social o ustedes lo hacen? | (Moet ik de Sociale Zekerheid bellen of doen jullie dat?) Show |
12. | Paramédico: | Nosotros nos encargamos. ¿Tiene su carné de identidad? | (Wij zorgen ervoor. Heeft u uw identiteitskaart?) Show |
13. | Ana: | Sí, está en mi mochila. ¿Podría usted llamar a mi amigo? | (Ja, het zit in mijn rugzak. Zou u mijn vriend kunnen bellen?) Show |
14. | Paramédico: | Claro, después de atenderle, ahora debe quedarse tranquilo. Los paramédicos van a llegar en cualquier momento. | (Natuurlijk, nadat wij u geholpen hebben, moet u nu rustig blijven. De paramedici komen elk moment aan.) Show |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- ¿Por qué llama el turista?
- ¿Con quien estaba Ana cuando ha ocurrido el accidente?
- ¿Qué documento necesita Ana para la Seguridad Social?
- ¿Has tenido alguna vez una emergencia en vacaciones?
Waarom belt de toerist?
Met wie was Ana toen het ongeluk gebeurde?
Welk document heeft Ana nodig voor de Sociale Zekerheid?
Heeft u ooit een noodgeval gehad tijdens de vakantie?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
ambulancia, la ambulancia, accidente, centro de salud, socorro
1.
Iba con unos amigos, pero cuando he caído he pedido ... y ellos me han ayudado a levantarme.
(Ik was met een paar vrienden, maar toen ik viel heb ik om hulp geroepen en zij hebben me overeind geholpen.)
2.
¿Vamos al hospital de Benidorm o a otro ...?
(Gaan we naar het ziekenhuis van Benidorm of naar een ander gezondheidscentrum?)
3.
Tranquilo, ... ya viene.
(Rustig, de ambulance komt eraan.)
4.
No se preocupe. Voy a mandar una ... ahora mismo.
(Maak u geen zorgen. Ik stuur meteen een ambulance.)
5.
No mucho. ¿Usted iba solo o con alguien cuando ha ocurrido el ...?
(Niet veel. Was u alleen of met iemand anders toen het ongeluk gebeurde?)