10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben
Een man belt 112 omdat zijn moeder misschien een beroerte heeft. De centralist stelt vragen en stuurt direct een ambulance. In Nederland bel je 112 altijd bij spoed, bijvoorbeeld voor de politie, brandweer of ambulance. Je mag ook bellen als je twijfelt.
Ein Mann ruft die 112 an, weil seine Mutter vielleicht einen Schlaganfall hat. Der Mitarbeiter der Leitstelle stellt Fragen und schickt sofort einen Krankenwagen. In den Niederlanden ruft man bei Notfällen immer die 112 an, zum Beispiel für die Polizei, die Feuerwehr oder den Krankenwagen. Man darf auch anrufen, wenn man unsicher ist.

Übung 1: Hörverstehen

Anleitung: Sieh dir das Video an und erkenne den Wortschatz. Beantworte dann die Fragen unten.

Wort Übersetzung
De ambulancezorg Die Krankenwagenversorgung
Hulp nodig hebben Hilfe benötigen
Het alarmnummer eenhonderdtwaalf bellen Die Notrufnummer einhundertzwölf anrufen
Een beroerte Ein Schlaganfall
Bij bewustzijn zijn Bei Bewusstsein sein
Zich kunnen bewegen Sich bewegen können
Veel moeite kosten Viel Mühe kosten
De ambulance is onderweg Der Krankenwagen ist unterwegs
Iemand verder helpen Jemandem weiterhelfen

Übung 2: Dialog

Anleitung: Lesen Sie den Dialog und beantworten Sie die Fragen.

Een telefoongesprek om een noodgeval te melden.

Ein Telefongespräch, um einen Notfall zu melden.
1. Beller: Hallo, ik wil een noodgeval melden. (Hallo, ich möchte einen Notfall melden.)
2. Operator 112: U spreekt met de hulpdiensten. Wat is er precies aan de hand? (Sie sprechen mit dem Rettungsdienst. Was genau ist passiert?)
3. Beller: Ik bel voor mijn moeder. Ze gedraagt zich vreemd, misschien heeft ze een beroerte. (Ich rufe für meine Mutter an. Sie verhält sich merkwürdig, vielleicht hat sie einen Schlaganfall.)
4. Operator 112: Kunt u de situatie vertellen? (Können Sie die Situation beschreiben?)
5. Beller: Ze praat moeilijk en haar mond hangt scheef. Ik weet niet of ik 112 moest bellen. (Sie spricht schwer und ihr Mund hängt schief. Ich weiß nicht, ob ich die 112 anrufen sollte.)
6. Operator 112: U doet goed dat u belt. Kan ze haar armen omhoog doen? (Es ist richtig, dass Sie anrufen. Kann sie ihre Arme heben?)
7. Beller: Nee, dat kan ze niet. Ze praat ook alsof ze dronken is. (Nein, das kann sie nicht. Sie spricht auch, als wäre sie betrunken.)
8. Operator 112: Wat is uw adres? We sturen een ambulance. (Wie ist Ihre Adresse? Wir schicken einen Krankenwagen.)
9. Beller: Katshuislaan nummer 19. Moet ik ook de brandweer bellen? Wij wonen in een flat zonder lift. (Katshuislaan Nummer 19. Muss ich auch die Feuerwehr rufen? Wir wohnen in einem Hochhaus ohne Aufzug.)
10. Operator 112: Nee, wij regelen alles. De ambulance is er binnen 15 minuten. (Nein, wir regeln alles. Der Krankenwagen ist in 15 Minuten da.)
11. Beller: Brengen jullie haar naar het ziekenhuis? (Bringt ihr sie ins Krankenhaus?)
12. Operator 112: We kijken eerst hier en brengen haar dan misschien naar het ziekenhuis. (Wir sehen uns das hier zuerst an und bringen sie dann vielleicht ins Krankenhaus.)

Übung 3: Fragen zum Text

Anleitung: Lies den obigen Text und wähle die richtige Antwort aus.

1. Waarom belt de man 112?

(Warum ruft der Mann die 112 an?)

2. Welke symptomen heeft de moeder volgens de beller?

(Welche Symptome hat die Mutter laut dem Anrufer?)

3. Welke hulpdiensten worden in het gesprek genoemd?

(Welche Rettungsdienste werden im Gespräch genannt?)

4. Wat zegt de operator over de brandweer?

(Was sagt der Disponent über die Feuerwehr?)

Übung 4: Offene Gesprächsfragen

Anleitung: Beantworte die Fragen und korrigiere sie mit deinem Lehrer.

  1. Wat vertelt de beller over de gezondheid van zijn moeder?
    2. Was erzählt der Anrufer über die Gesundheit seiner Mutter?
  2. Wat vraagt de operator nadat hij de situatie heeft gehoord?
    3. Was fragt der Operator, nachdem er die Situation gehört hat?
  3. Waarom wil de operator weten of ze haar armen kan optillen?
    4. Warum will der Operator wissen, ob sie ihre Arme heben kann?
  4. Heb jij wel eens 112 gebeld? Vertel kort wat er toen gebeurde.
    5. Hast du schon mal die 112 angerufen? Erzähle kurz, was damals passiert ist.