Oefening 1: Woordbingo
Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.
Woord |
---|
De ambulancezorg |
Hulp nodig hebben |
Het alarmnummer eenhonderdtwaalf bellen |
Een beroerte |
Bij bewustzijn zijn |
Zich kunnen bewegen |
Veel moeite kosten |
De ambulance is onderweg |
Iemand verder helpen |
Oefening 2: Dialoog
Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.
Een telefoongesprek om een noodgeval te melden.
1. | Beller: | Hallo, ik wil een noodgeval melden. |
2. | Operator 112: | U spreekt met de hulpdiensten. Wat is er precies aan de hand? |
3. | Beller: | Ik bel voor mijn moeder. Ze gedraagt zich vreemd, misschien heeft ze een beroerte. |
4. | Operator 112: | Kunt u de situatie vertellen? |
5. | Beller: | Ze praat moeilijk en haar mond hangt scheef. Ik weet niet of ik 112 moest bellen. |
6. | Operator 112: | U doet goed dat u belt. Kan ze haar armen omhoog doen? |
7. | Beller: | Nee, dat kan ze niet. Ze praat ook alsof ze dronken is. |
8. | Operator 112: | Wat is uw adres? We sturen een ambulance. |
9. | Beller: | Katshuislaan nummer 19. Moet ik ook de brandweer bellen? Wij wonen in een flat zonder lift. |
10. | Operator 112: | Nee, wij regelen alles. De ambulance is er binnen 15 minuten. |
11. | Beller: | Brengen jullie haar naar het ziekenhuis? |
12. | Operator 112: | We kijken eerst hier en brengen haar dan misschien naar het ziekenhuis. |
Oefening 3: Vragen over de tekst
Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.
1. Waarom belt de man 112?
2. Welke symptomen heeft de moeder volgens de beller?
3. Welke hulpdiensten worden in het gesprek genoemd?
4. Wat zegt de operator over de brandweer?
Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken
Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.
- Wat vertelt de beller over de gezondheid van zijn moeder?
- Wat vraagt de operator nadat hij de situatie heeft gehoord?
- Waarom wil de operator weten of ze haar armen kan optillen?
- Heb jij wel eens 112 gebeld? Vertel kort wat er toen gebeurde.