Discover how to discuss kledingstijlen and fashion in Dutch using sterke werkwoorden in onvoltooid verleden tijd and voltooid deelwoord. Learn key verbs like droeg (wore), gekocht (bought), and aangedaan (put on) to confidently describe outfits and shopping experiences.
Vocabulary (16) Share Copied!
Exercises Share Copied!
These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.
Exercise 1: Translate and use in a sentence
Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.
1
De trend
The trend
2
Hip
Hip
3
In de mode
In fashion
4
Uitdoen
To take off
5
De mode
The fashion
Exercise 2: Dialogue Cards
Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.
Exercise 3: Multiple Choice
Instruction: Choose the correct solution
1. Gisteren ___ ik mijn favoriete jas naar het feestje.
(Yesterday ___ I my favorite jacket to the party.)2. Ik heb vandaag een nieuwe outfit ___ die ik gisteren kocht.
(Today I ___ a new outfit that I bought yesterday.)3. Tijdens de modeweek ___ ik verschillende merken gezien die hip zijn.
(During fashion week ___ I seen different brands that are trendy.)4. Vorige week had ik nog geen sokken aan omdat het warm ___.
(Last week I didn't have socks on yet because it was ___.)Exercise 4: My new outfit for work
Instruction:
Verb Tables
Passen - Fit
O.V.T.
- ik paste
- jij paste
- hij/zij/het paste
- wij pasten
- jullie pasten
- zij pasten
Dragen - Wear
O.V.T.
- ik droeg
- jij droeg
- hij/zij/het droeg
- wij droegen
- jullie droegen
- zij droegen
Aandoen - Put on
V.T.T.
- ik heb aangedaan
- jij hebt aangedaan
- hij/zij/het heeft aangedaan
- wij hebben aangedaan
- jullie hebben aangedaan
- zij hebben aangedaan
Hebben - Have
V.T.T.
- ik heb
- jij hebt
- hij/zij/het heeft
- wij hebben
- jullie hebben
- zij hebben
Exercise 5: Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord
Instruction: Fill in the correct word.
Grammar: Strong verbs: simple past tense and past participle
Show translation Show answersgebleven, aangedaan, las, wist, kocht, droeg, Zag, zei
Grammar Share Copied!
It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!
A2.27.1 Grammatica
Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord
Strong verbs: simple past tense and past participle
Verb conjugation tables for this lesson Share Copied!
Passen to try on Share Copied!
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Dutch | English |
---|---|
(ik) heb gepast | I have tried on |
(jij) hebt gepast / hebt gepast | You have tried on |
(hij/zij/het) heeft gepast | he/ she/ it has tried on |
(wij) hebben gepast | we have tried on |
(jullie) hebben gepast | you have tried on |
(zij) hebben gepast | they have tried on |
Dragen to wear Share Copied!
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Dutch | English |
---|---|
(ik) droeg | I wore |
(jij) droeg/droegde | You wore |
(hij/zij/het) droeg | he/she/it wore |
(wij) droegen | we wore |
(jullie) droegen | you wore |
(zij) droegen | they wore |
Aandoen put on Share Copied!
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Dutch | English |
---|---|
ik heb aangedaan | I have put on |
jij hebt aangedaan / heb jij aangedaan | You have put on / have you put on |
hij/zij/het heeft aangedaan | he/she/it has put on |
wij hebben aangedaan | we have put on |
jullie hebben aangedaan | you have put on |
zij hebben aangedaan | they have put on |
Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!
Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.
Clothing Styles and Fashion with Dutch Strong Verbs in Past Tense
This lesson focuses on discussing clothing styles and fashion in Dutch, while practicing the use of strong verbs in the imperfect past tense (onvoltooid verleden tijd) and past participle (voltooid deelwoord). The lesson is designed for A2 level learners and helps you confidently talk about what you wear, describe outfits for various occasions and discuss recent purchases.
Key Topics Covered
- Describing clothing styles and personal preferences (e.g., klassieke stijl, casual kleding)
- Talking about outfits for work, parties, and everyday life
- Using strong verbs such as dragen (to wear), kopen (to buy), aan-doen (to put on) in past tenses
- Engaging in dialogues that practice these verbs in real-life fashion-related conversations
Example Verbs and Their Past Forms
- Dragen (to wear): ik droeg (imperfect), ik heb gedragen (past participle)
- Passen (to fit): ik paste, wij pasten
- Aandoen (to put on): ik heb aangedaan
- Hebben (to have): ik heb, wij hebben (important auxiliary verb for forming perfect tenses)
Practical Phrases for Fashion Conversations
- Ik heb gisteren een nieuwe jas gekocht. (I bought a new coat yesterday.)
- Welke stijl heb je gekozen? (Which style did you choose?)
- Ik draag meestal een nette broek en een blouse. (I usually wear tidy trousers and a blouse.)
- Die jurk staat je heel goed! (That dress suits you very well!)
Important Language Notes
Unlike English, Dutch uses strong verbs to indicate past tenses, where the stem can change, and specific past participles are needed with auxiliary verbs like hebben. For instance, "to wear" in past tense is not "ware" but "droeg" (imperfect) or "gedragen" (past participle). This lesson helps you master these forms in everyday contexts.
Useful words:
- Kledingstijl – clothing style
- Outfit – outfit
- Casual – casual
- Klassiek – classic
- Mode – fashion
By the end of this lesson, you will be able to discuss your clothing choices, describe what others are wearing, and talk about your shopping and fashion habits using correct past tenses of Dutch strong verbs.