Leer basiswoorden en uitdrukkingen over beroepen en studies in het Bulgaars, zoals лека́р (arts), учи́тел (leraar) en студе́нт (student), en gebruik eenvoudige vragen en antwoorden over werk en opleiding.
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de woorden in twee categorieën: professies en onderwijsdagen.
Професии
Учебни дейности
Упражнение 4: Gespreksoefening
Инструкция:
- Noem de beroepen van elke persoon. (Noem de beroepen van elke persoon.)
- Wat is uw beroep? (Wat is uw beroep?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 5: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 6: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Аз ___ лекар и работя в болница.
(Az ___ lektor en werk in de balzaal.)2. Каква ___ твоята професия?
(Hoe ___ jouw professie?)3. Ти ___ немски език, нали?
(Ben jij ___ niet een buitenlander, of wel?)4. Аз ___ като учител в училище.
(Az ___ kato docent in de school.)Oefening 7: Maak kennis met de profs
Instructie:
Werkwoordschema's
Работя - Werken
Сегашно време
- аз работя
- ти работиш
- той/тя/то работи
- ние работим
- вие работите
- те работят
Съм - Zijn
Сегашно време
- аз съм
- ти си
- той/тя/то е
- ние сме
- вие сте
- те са
Уча - Leren
Сегашно време
- аз уча
- ти учиш
- той/тя/то учи
- ние учим
- вие учите
- те учат
Стая се - Worden
Инфинитив Сегашно време
- аз се стая
- ти се ставаш
- той/тя/то се става
- ние се ставаме
- вие се ставате
- те се стават
Говоря - Vertellen
Сегашно време
- аз говоря
- ти говориш
- той/тя/то говори
- ние говорим
- вие говорите
- те говорят
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Bulgaars oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Professions en studies in het Bulgaars
Deze les richt zich op het leren van basiswoordenschat en eenvoudige zinnen rondom beroepen en studies. Het niveau is A1, perfect voor beginners die praktische woorden en uitdrukkingen willen leren om te praten over hun beroep, studie en gerelateerde dagelijkse situaties.
Belangrijke thema's
- Vragen naar beroep en studie: hoe je vraagt "Каква е твоята професия?" (Wat is jouw beroep?) en hoe je daarop antwoordt met woorden zoals "лекар" (arts), "учител" (leraar), "инженер" (ingenieur).
- Studeren en leren: basiswoorden als "уча" (ik studeer), "стая" (kamer of lokaal), "университет" (universiteit), waarna je eenvoudig kunt praten over waar en wat iemand studeert.
- Werkzaamheden: woorden die een werkplek beschrijven, bijvoorbeeld "офис" (kantoor), "болница" (ziekenhuis), en het gebruik van het werkwoord "работя" (werken) om activiteiten te beschrijven.
Voorbeeldwoorden
- лекар – arts
- учител – leraar
- инженер – ingenieur
- стая – kamer, lokaal
- работя – ik werk
- уча – ik studeer
Belangrijke werkwoorden en vervoegingen
De les bevat ook typische werkwoorden zoals работя (werken), съм (zijn), уча (studeren), стая се (zich vestigen, verblijven), en говоря (spreken). Je leert ze in de tegenwoordige tijd, bijvoorbeeld:
- Аз работя – ik werk
- Ти учиш – jij studeert
- Той говори – hij spreekt
Verschillen en nuttige tips voor Nederlandstaligen
In het Bulgaars worden persoonsvormen gecombineerd met specifieke veranderingen die in het Nederlands op een andere manier worden uitgedrukt. Bijvoorbeeld, het werkwoord работя betekent "ik werk", terwijl het in het Nederlands een aparte persoonsvorm nodig heeft. Ook worden vraagzinnen in het Bulgaars vaak gesloten met een vraagwoord zonder hulpwerkwoorden: "Каква е твоята професия?" = "Wat is jouw beroep?" terwijl je in het Nederlands helpt met de omkering van onderwerp en werkwoord.
Handige uitdrukkingen:
- Каква е твоята професия? – Wat is jouw beroep?
- Аз съм лекар. – Ik ben arts.
- Той работи в офис. – Hij werkt op kantoor.
- Аз уча в университета. – Ik studeer aan de universiteit.
- Тя не е нов студент. – Zij is geen nieuwe student.