Leer in deze les de bepaalde (der, die, das) en onbepaalde (ein, eine) lidwoorden in de nominatief, die het geslacht en aantal van zelfstandige naamwoorden aangeven, bijvoorbeeld der Mann en eine Stadt.
- De bepaalde lidwoorden „der, die, das“ worden gebruikt wanneer men over iets specifieks of bekends spreekt.
- De onbepaalde lidwoorden „ein, eine“ gebruik je wanneer je over iets algemeens of onbekends spreekt.
- lidwoorden worden altijd klein geschreven, behalve aan het begin van een zin.
| Bestimmter Artikel (Bepaald lidwoord) | Unbestimmter Artikel (Onbepaalde lidwoord) | |
|---|---|---|
| Maskulin (Mannelijk) | der (bepaald lidwoord) | ein (Bepaalde lidwoord) |
| Feminin (Feminin) | die (de) | eine (een) |
| Neutrum (Neutrum) | das (het) | ein (Bepaalde lidwoord) |
| Plural (Meervoud) | die (de) | - (kein Artikel) (- (geen lidwoord)) |
Uitzonderingen!
- In het meervoud is er geen onbepaald lidwoord in het Duits. Voorbeeld: „Ich habe Bücher.“
- Voor plaatsnamen en de meeste landennamen wordt geen lidwoord gebruikt. Voorbeeld: „Ich wohne in Deutschland. Ich wohne in Hamburg.“
Oefening 1: Bepaalde en onbepaalde lidwoorden - nominatief
Instructie: Vul het juiste woord in.
Die, Der, ein, Das, Eine, Ein
Oefening 2: Dialoog voltooiing
Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing
1. Ich komme aus ___ kleinen Stadt in Bayern.
( Ik kom uit ___ kleine stad in Beieren.)2. Das ist ___ Mann, der in Berlin wohnt.
( Dat is ___ man die in Berlijn woont.)3. Ich habe ___ neues Auto gekauft.
( Ik heb ___ nieuwe auto gekocht.)4. Sie sind ___ Studenten an der Universität.
( Zij zijn ___ studenten aan de universiteit.)5. Wir wohnen in ___ schönen Stadt München.
( We wonen in ___ mooie stad München.)6. Hat er ___ Schwester oder ___ Bruder?
( Heeft hij ___ zus of ___ broer?)