Ontdek in deze les de basisconjuncties van het Duits zoals 'und' (en), 'oder' (of), 'aber' (maar), 'weil' (omdat) en 'denn' (want) om zinnen logisch te verbinden en dagelijkse gesprekken vloeiender te maken.
Konjunktion (Conjunctie)Verwendung (Gebruik)Beispiel (Voorbeeld)
undVerbindet gleichwertige Teile. (Verbindt gelijkwaardige delen.)Ich esse Brötchen und trinke Wasser dazu. (Ik eet broodjes en drink daarbij water.)
oderVerbindet Alternativen. (Verbindt alternatieven.)Willst du Tee oder Kaffee? (Wil je thee of koffie?)
aberVerbindet Gegensätze. (Verbindt tegengestelden.)Ich esse gerne Brot, aber heute bevorzuge ich Obst. (Ik eet graag brood, maar vandaag heb ik liever fruit.)
weilGibt einen Grund oder eine Ursache an. (Geeft een reden of oorzaak aan.)Ich trinke Wasser, weil die Milch leer ist. (Ik drink water, omdat de melk op is.)
dennGibt einen Grund an (nur in Hauptsätzen). (Geeft een reden aan (alleen in hoofdzinnen).)Ich kann nichts essen, denn ich fühle mich krank. (Ik kan niets eten, denn ik voel me ziek.)

Oefening 1: Konjunktionen (aber, denn, oder, weil, und)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

oder, und, denn, weil, aber

1.
Sie isst viel Obst, ... sie krank ist.
(Ze eet veel fruit, omdat ze ziek is.)
2.
Wir können einen Kaffee trinken gehen, ... wir bleiben zu Hause.
(We kunnen koffie gaan drinken, of we blijven thuis.)
3.
Ich bin Köchin, ... ich gerne koche.
(Ik ben kokkin omdat ik graag kook.)
4.
Es ist kalt, ... ich möchte trotzdem spazieren gehen.
(Het is koud, maar ik wil toch gaan wandelen.)
5.
Ich esse keinen Kuchen, ... ich habe keinen Hunger.
(Ik eet geen taart, want ik heb geen honger.)
6.
Ich fahre nach Spanien, ... es dort leckeres Essen gibt.
(Ik ga naar Spanje, omdat er daar lekker eten is.)
7.
Sie isst ... trinkt gerne in Restaurants.
(Ze eet en drinkt graag in restaurants.)
8.
Heute essen wir nur Obst zum Frühstück, ... morgen essen wir Brötchen.
(Vandaag eten we alleen fruit bij het ontbijt, maar morgen eten we broodjes.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ich trinke Kaffee, ___ ich esse kein Brot.

(Ik drink koffie, ___ ik eet geen brood.)

2. Möchtest du Wasser ___ Saft?

(Wil je water ___ sap?)

3. Ich esse Gemüse, ___ es gesund ist.

(Ik eet groenten, ___ het gezond is.)

4. Wir kaufen Brot ___ Milch im Supermarkt.

(We kopen brood ___ melk in de supermarkt.)

5. Ich kann heute nicht essen, ___ ich habe keinen Hunger.

(Ik kan vandaag niet eten, ___ ik heb geen honger.)

6. Ich mag Tee, ___ ich trinke lieber Kaffee.

(Ik houd van thee, ___ ik drink liever koffie.)

Overzicht van de les: Konjunktionen in het Duits

In deze les leer je hoe je basiswoordjes verbindt in het Duits met Konjunktionen, oftewel voegwoorden. Deze verbindingswoorden zijn essentieel om zinnen vloeiend en duidelijk te maken. De focus ligt op vijf belangrijke voegwoorden: aber, denn, oder, weil en und. Deze voegwoorden gebruik je om zinnen, zinsdelen of woorden met elkaar te verbinden, waardoor je je gedachten beter kunt uitdrukken.

De belangrijkste voegwoorden en hun gebruik

  • und: verbindt gelijkwaardige onderdelen, bijvoorbeeld: "Ich esse Brötchen und trinke Wasser dazu."
  • oder: geeft alternatieven aan, bijvoorbeeld: "Willst du Tee oder Kaffee?"
  • aber: geeft een tegenstelling aan, bijvoorbeeld: "Ich esse gerne Brot, aber heute bevorzuge ich Obst."
  • weil: geeft een reden of oorzaak aan en verbindt een hoofdzin met een bijzin, bijvoorbeeld: "Ich trinke Wasser, weil die Milch leer ist."
  • denn: geeft ook een reden aan, maar wordt alleen in hoofdzin gebruikt, bijvoorbeeld: "Ich kann nichts essen, denn ich fühle mich krank."

Structuur van zinnen met voegwoorden

Let op hoe weil een bijzin introduceert waarin de volgorde van zinsdelen kan veranderen, terwijl denn gewoon in de hoofdzin blijft staan zonder volgorde te veranderen. De voegwoorden und, oder en aber verbinden woorden of zinnen die op hetzelfde niveau staan zonder zinvolgorde aan te passen.

Verschillen tussen Nederlands en Duits

In het Duits zijn er subtiele verschillen in het gebruik van voegwoorden vergeleken met het Nederlands. Zo wordt weil vaak gebruikt om bijzin te vormen waarbij de persoonsvorm achteraan komt, terwijl in het Nederlands de woordvolgorde meestal niet verandert bij "omdat". Het woord denn wordt minder vaak gebruikt dan in het Nederlands het woord "want", en Duitsers geven vaak de voorkeur aan "weil" met de bijzin. Voorbeeldzinnen zijn vaak directer en kunnen door de zinsbouw anders aanvoelen dan in het Nederlands.

Handige woorden en uitdrukkingen om te onthouden:

  • aber = maar
  • denn = want
  • oder = of
  • weil = omdat
  • und = en

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

zaterdag, 04/10/2025 03:43