Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de belangrijkste Duitse voegwoorden: aber, denn, oder, weil, und. Deze les behandelt het gebruik van deze voegwoorden om zinnen, woorden en zinsdelen te verbinden, met voorbeelden en uitleg over hun functies en verschillen met het Nederlands.
Konjunktion (Conjunctie)Verwendung (Gebruik)Beispiel (Voorbeeld)
undVerbindet gleichwertige Teile. (Verbindt gelijkwaardige delen.)Ich esse Brötchen und trinke Wasser dazu. (Ik eet broodjes en drink daarbij water.)
oderVerbindet Alternativen. (Verbindt alternatieven.)Willst du Tee oder Kaffee? (Wil je thee of koffie?)
aberVerbindet Gegensätze. (Verbindt tegengestelden.)Ich esse gerne Brot, aber heute bevorzuge ich Obst. (Ik eet graag brood, maar vandaag heb ik liever fruit.)
weilGibt einen Grund oder eine Ursache an. (Geeft een reden of oorzaak aan.)Ich trinke Wasser, weil die Milch leer ist. (Ik drink water, omdat de melk op is.)
dennGibt einen Grund an (nur in Hauptsätzen). (Geeft een reden aan (alleen in hoofdzinnen).)Ich kann nichts essen, denn ich fühle mich krank. (Ik kan niets eten, denn ik voel me ziek.)

Oefening 1: Konjunktionen (aber, denn, oder, weil, und)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

oder, und, denn, weil, aber

1.
Sie isst viel Obst, ... sie krank ist.
(Ze eet veel fruit, omdat ze ziek is.)
2.
Wir können einen Kaffee trinken gehen, ... wir bleiben zu Hause.
(We kunnen koffie gaan drinken, of we blijven thuis.)
3.
Ich bin Köchin, ... ich gerne koche.
(Ik ben kokkin omdat ik graag kook.)
4.
Es ist kalt, ... ich möchte trotzdem spazieren gehen.
(Het is koud, maar ik wil toch gaan wandelen.)
5.
Ich esse keinen Kuchen, ... ich habe keinen Hunger.
(Ik eet geen taart, want ik heb geen honger.)
6.
Ich fahre nach Spanien, ... es dort leckeres Essen gibt.
(Ik ga naar Spanje, omdat er daar lekker eten is.)
7.
Sie isst ... trinkt gerne in Restaurants.
(Ze eet en drinkt graag in restaurants.)
8.
Heute essen wir nur Obst zum Frühstück, ... morgen essen wir Brötchen.
(Vandaag eten we alleen fruit bij het ontbijt, maar morgen eten we broodjes.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ich trinke Kaffee, ___ ich esse kein Brot.

(Ik drink koffie, ___ ik eet geen brood.)

2. Möchtest du Wasser ___ Saft?

(Wil je water ___ sap?)

3. Ich esse Gemüse, ___ es gesund ist.

(Ik eet groenten, ___ het gezond is.)

4. Wir kaufen Brot ___ Milch im Supermarkt.

(We kopen brood ___ melk in de supermarkt.)

5. Ich kann heute nicht essen, ___ ich habe keinen Hunger.

(Ik kan vandaag niet eten, ___ ik heb geen honger.)

6. Ich mag Tee, ___ ich trinke lieber Kaffee.

(Ik houd van thee, ___ ik drink liever koffie.)

Overzicht van de les: Duitse voegwoorden (Konjunktionen)

In deze les leer je hoe je vijf belangrijke Duitse voegwoorden gebruikt: aber, denn, oder, weil en und. Voegwoorden verbinden woorden, zinnen of zinsdelen en geven de relatie tussen deze onderdelen aan. Ze zijn essentieel om vloeiend en logisch te kunnen communiceren.

Belangrijkste voegwoorden en hun gebruik

  • und: wordt gebruikt om gelijke elementen te verbinden, zoals in "Ich esse Brötchen und trinke Wasser dazu."
  • oder: geeft alternatieven aan, bijvoorbeeld "Willst du Tee oder Kaffee?"
  • aber: drukt een tegenstelling uit, zoals in "Ich esse gerne Brot, aber heute bevorzuge ich Obst."
  • weil: geeft een reden of oorzaak aan, bijvoorbeeld "Ich trinke Wasser, weil die Milch leer ist."
  • denn: geeft ook een reden aan, maar wordt alleen in hoofdzin gebruikt, zoals in "Ich kann nichts essen, denn ich fühle mich krank."

Toepassing en structuur

Verder leer je dat weil een bijzin inleidt die de reden aangeeft waardoor de werkwoordvolgorde verandert, terwijl denn dat niet doet. Hierdoor hebben deze voegwoorden verschillende functies en regels binnen Duitse zinnen.

Verschillen met het Nederlands

In het Nederlands gebruik je vergelijkbare voegwoorden zoals en (voor und), maar (voor aber) en omdat of want (voor weil en denn). Let op: denn heeft in het Duits een iets formelere toon en beperkt gebruik in hoofdzin, terwijl het Nederlandse want veel gebruikelijker is. Ook verandert de volgorde van de werkwoorden bij weil, wat in het Nederlands meestal niet voorkomt.

Deze les helpt je dus niet alleen de betekenis en het gebruik van deze voegwoorden te begrijpen, maar ook om ze correct toe te passen binnen verschillende zinsstructuren, wat je Duitse communicatieve vaardigheden sterk zal verbeteren.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

maandag, 14/07/2025 23:44