Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de vijf hoofdregels van stamverandering bij Duitse werkwoorden in de tegenwoordige tijd: een overzicht met voorbeelden zoals fahren, laufen, essen, sehen en stoßen, inclusief praktische zinnen met de 2e en 3e persoon enkelvoud. Begrijp de verschillen ten opzichte van het Nederlands en oefen de klank- en spellingveranderingen effectief.
  1. Bij deze werkwoorden verandert de vorm van de tegenwoordige tijd bij de 2e en 3e persoon enkelvoud.
Stammveränderung (vervoegingswijziging)Verb (Werkwoord)Beispiel (voorbeeld)
a → ä

Fahren (rijden)

auch: Schlafen, Halten (ook: slapen, houden)

Du fährst 

Er / Sie / Es fährt

au → äu

Laufen (lopen)

auch: Saufen (zuipen)

Du läufst (Je läufst)

Er / Sie / Es läuft (Hij / Zij / Het läpt)

e → i

Essen

auch: Geben, Helfen (ook: geven, helpen)

Du isst (Je eet)

Er / Sie / Es isst (Hij / Zij / Het isst)

e → ie

Sehen

auch: Genießen, Stehlen, (ook: Genieten, Stelen)

Empfehlen (aanbevelen)

Du siehst (Je ziet)

Er / Sie / Es sieht (Hij / Zij / Het ziet)

o → öStoßen

Du stößt (Je stoot t)

Er / Sie / Es stößt (Hij / Zij / Het stoot)

Oefening 1: Verben mit Stammveränderung

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

trinkst, läuft, stößt, fahrt, esst, helfen, hilft, fährst

1. Stoßen:
Du ... dich immer.
(Je stoot je altijd.)
2. Helfen:
Er ... seiner Mutter beim Einkaufen.
(Hij helpt zijn moeder met winkelen.)
3. Helfen:
Die Kinder ... mir nicht oft beim Einkaufen.
(De kinderen helpen me niet vaak met boodschappen doen.)
4. Fahren:
Ihr ... morgen zum Markt, um Äpfel und Birnen zu kaufen.
(Jullie gaan morgen naar de markt om appels en peren te kopen.)
5. Laufen:
Die Frau ... zum Supermarkt.
(De vrouw loopt naar de supermarkt.)
6. Essen:
Ihr ... viel Käse.
(Jullie eten veel kaas.)
7. Fahren:
Du ... zum Supermarkt.
(Je gaat naar de supermarkt.)
8. Trinken:
Du ... Apfelsaft.
(Je drinkt appelsap.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Du _____ morgen zum Supermarkt, um Obst zu kaufen.

(Je _____ morgen naar de supermarkt om fruit te kopen.)

2. Er _____ schnell durch die Gänge, um die Milch zu finden.

(Hij _____ snel door de gangen om de melk te vinden.)

3. Sie _____ jeden Tag frisches Gemüse vom Markt.

(Zij _____ elke dag verse groenten van de markt.)

4. Du _____ viele verschiedene Käsesorten im Regal.

(Je _____ veel verschillende kazen in het schap.)

5. Er _____ den Einkaufswagen vorsichtig in den Gang.

(Hij _____ voorzichtig de winkelwagen de gang in.)

6. Du _____ im Supermarkt nicht, sondern kaufst schnell ein.

(Je _____ niet in de supermarkt, maar koopt snel in.)

Verben met stamverandering in het Duits

In deze les leer je over Verben mit Stammveränderung, oftewel werkwoorden met stamverandering in de tegenwoordige tijd. Dit is een belangrijk onderdeel van de Duitse grammatica op niveau A1, waarbij het onderwerp vooral draait om het aanpassen van de stam van het werkwoord bij de 2e en 3e persoon enkelvoud.

Wat leer je in deze les?

  • Vijf hoofdregels voor stamveranderingen in sterke werkwoorden.
  • Voorbeelden van werkwoorden die veranderen zoals fahren, laufen, essen, sehen, en stoßen.
  • Het effect van klankveranderingen zoals a → ä, au → äu, e → i, e → ie en o → ö in de tweede en derde persoon enkelvoud.

Voorbeelden uit de les

Je ziet bijvoorbeeld zinnen zoals „Du fährst morgen zum Supermarkt“ en „Er läuft schnell“. Dit laat zien hoe de stam in de persoonsvormen verandert en benadrukt de praktische toepassing in dagelijkse zinnen.

Belangrijke tips en opmerkingen

In vergelijking met het Nederlands is de stamverandering in werkwoorden in het Duits opvallender en heeft het invloed op de uitspraak en spelling in de tegenwoordige tijd.
Een voorbeeld: het Duitse werkwoord fahren wordt in de tweede persoon enkelvoud „du fährst“, terwijl dit in het Nederlands „jij rijdt“ blijft – zonder stamverandering. Ook de klankveranderingen a naar ä of e naar ie komen in het Duits frequent voor en zijn essentieel om correct te leren uitspreken en schrijven.
Leer hierbij ook handige woorden en uitdrukkingen zoals „fahren“ (rijden), „laufen“ (lopen), „essen“ (eten), en vergelijk ze met het Nederlands voor beter begrip.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

maandag, 14/07/2025 22:38